Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/629

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

LAUGH.


  • gelsche uitdrukking; —iz`ation = verlatijnsching; —ize = Latijnsche vormen of uitgangen geven, Latijnsche woorden en spreekwijzen gebruiken; aan den Pauselijken Stoel onderwerpen.
  • Latitude, [l`atitj|ûd], breedte, breedtegraad, hemelstreek, ruimte, omvang, onbepaaldheid, onnauwkeurigheid, vrijheid, speelruimte, ruimte van opvatting, afwijking; Latitudinal, [latitj`ûdin'l], breedte..; Latitudinarian, [latitjûdin`êri[e]n], onbeperkt, vrij, vrijzinnig, verdraagzaam; subst. vrijzinnige; —ism, [latitjûdin`êri[e]nizm] = vrijzinnigheid.
  • Latrine, [l[e]tr`în], privaat.
  • Latten, [l`at'n], subst. messing: ook adj.; —-brass = messingblik; —-wire.
  • Latter, [l`at[e]], laatste (van twee), nieuw, pas gebeurd: — end = slot, stervensuur; achterste; In his — years = lateren tijd; —-day Saints = geestdrijvers uit Cromwell's tijd, die zich alléén onderdanen van Jezus noemden, en eene vijfde groote monarchie (na die van Assyrië, Perzië, Griekenland en Rome) onder Jezus verwachtten; de Mormonen; The —-day lights of London = de Londensche sterren (op tooneel- en ander gebied) van den laatsten tijd; —math = nagras, etgroen; —ly = onlangs, in den laatsten tijd.
  • Lattice, [l`atis], subst. open lat- of traliewerk; verb. van traliewerk voorzien; —-pew = kerkbank met traliewerk; —-window; —-work.
  • Laud, [lôd], subst. lof, loflied, hymne; —s = de Lauden, het tweede der kerkelijke getijden; verb. lofzingen, prijzen; —able = lofwaardig, prijzenswaardig; gezond; subst. —ableness; —ation, [lôd`e`is?]'n], lof; —atory, [l`ôd[e]t[e]ri], lovend, prijzend; —atories = lofrede.
  • Laudanum, [l`ôd[e]n[a]m], [l`od[e]n[a]m], laudanum.
  • Laugh, [lâf], subst. lach, gelach; verb. lachen: Till you have had your — out = tot je uitgelachen bent; Those — best, who — last = wie 't laatst lacht, lacht het best; He —ed his consent = gaf lachend zijn toestemming; He —ed at me = lachte mij uit; He —ed outright in (to) my face = lachte mij royaal in het gezicht uit; He —ed in his sleeve = in zijn vuistje; He —ed on the wrong side of his mouth (face), ook: He —ed on the other side (corner) of his mouth = lachte als een boer, die kiespijn heeft; To — one out of = iemand ergens van afbrengen, door het bespottelijk te maken; He —ed my proposal to scorn = hij versmaadde mijn voorstel: —-and-lie-down = een soort kaartspel; —able = lachwekkend, belachelijk; subst. —ableness; —er = lacher, lachduif; —ing: It is no —ing matter = 't is geen gekheid; —ing-gas = lachgas; —ing-stock = voorwerp v. bespotting, mikpunt van spotternij; —ter = gelach: To break out into fits of —ter = in lachen uitbarsten; I could not contain my —ter = mijn lachen niet houden; To shake with —ter; She looked at me with —ter-brimming eyes = met stralende oogen.