Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/633

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

LEAF.


  • boek met veel wit op de bladzijden; —-ash(es) = loodasch; —-colic = loodkoliek; —-foil = bladtin; —-glance = loodglans; —-line = loodlijn; —-pencil = potlood; —-poisoning = loodvergiftiging; —-sman = matroos die het peillood ophaalt; —-*works = loodhut; —ed = in lood gevat, ook = separated by leads (= ver uiteen gezet); —en = van lood, loodkleurig, loom, dom, dof: —en pills = "blauwe boonen", geweerkogels.
  • Lead, [lîd], subst. voorgang, leiding, voorhand, eerste plaats, hoofdrol; verb. leiden, vooropgaan, den weg wijzen, de leiding hebben, aanvoeren, aan het hoofd staan, dirigeeren, eerste stem of viool spelen, uitspelen, eerst spelen, enz.: They would not follow that statesman's — = hem niet als leider volgen; He is now playing — at the Savoy = hij speelt nu de hoofdrollen in het S.-theater; To take the — = de leiding nemen, de eerste viool spelen; He led me to expect it = spiegelde me voor; I was led to regard him as a noble fellow = men hield mij altijd voor, dat{{...|4; He led my sister to the altar = voerde; You have led us a pretty dance = heel wat last op den hals gehaald; He —s them a dog's (a pretty sort of) life = zij hebben een hondenleven bij hem; Will you — the way? = voorop gaan? To — along = (voort)leiden; To — astray = op een dwaalspoor of den verkeerden weg (fig.) leiden; To — away = wegleiden; The manager will — off with Hamlet = zal het seizoen openen met; He —s off with some good verses in that periodical = begint het nummer met; I led off on that subject = bracht het gesprek erop; The girl led him on = hield hem aan 't lijntje; She led the conversation round to her son = bracht het gesprek op; This measure led up to success = leidde tot; —er, subst. (ge)leider, gids, chef, aanvoerder, orkestmeester, eerste viool, voorste paard, hoofdartikel: I stood at the —er's head, and my groom at the wheeler's = bij het voorste paard; —er-writer = schrijver van hoofdartikels; —er`e`tte, klein hoofdartikel; —ership; —ing article = hoofdartikel; —ing counsel = voornaamste advocaat in een proces; —ing fashion = heerschende mode; —ing lady = de actrice voor hoofdrollen; —ing part = hoofdrol; —ing question = een vraag waarbij men 't antwoord als 't ware in den mond legt (Jur.); He is dangling at his wife's —ing-strings = loopt aan den leiband van; He is in —ing-strings = is de marionet van anderen; —ing word = slagwoord; Men of —ing = toonaangevers, leiders.
  • Leaf, [lîf], subst. blad, vizierklep, helft van eene porte-brisée; — verb. bladeren krijgen: The fall of the — = de herfst; To burst into — = bladeren krijgen; He took a — out of my book = hij heeft mij nagevolgd; Don't turn down the — = maak geen ezelsooren; You will have to turn over a new — = zult een ander leven moeten beginnen, u moeten beteren;