This page needs to be proofread.
ASSENT.
- Presbyteriaansche synode; —-man = lid eener wetgevende vergadering; —-room = bal-, concert-, 'kursaal'.
- Assent, [[e]s`ent], subst. toestemming, goedkeuring, berusting; — verb. toegeven, toestemmen: The Royal — = koninklijke goedkeuring; She —ed to it = vond het goed; —ient, [[e]s`en[vs]ent], toestemmend; ook subst. —or.
- Assert, [[e]s`[â]t], beweren, verklaren, laten gelden, handhaven: The man has —ed his influence = doen gelden; —able = —ible, verdedigbaar; —ion, bewering, etc; —ive, positief, bevestigend: Self-—ive = zelfbewust, aanmatigend.
- Assess, [[e]s`es], belasten, schatten, bepalen, vaststellen: To be —d on a sum = aangeslagen voor; —able: The income —able to income-tax = belastbaar; —ment = schatting, belasting, etc.: —ment on capital = vermogensbelasting; —or, assessor, schatter: —ship.
- Assets, [`as[e]ts], de activa: Personal — = nalatenschap in roerend goed; Real — = - - in onroerend goed; — and liabilities = actief en passief; We consider this as an asset which the liberals have secured by their labour and devotion = goed, voordeel.
- Asserver(ate), [[e]s`ev[e](r|e|it)], verzekeren, betuigen; Ass|ever`ation, plechtige verzekering.
- Assident, [`asid'nt], bijkomend; subst. bijkomend symptoom: — signs (symptoms) = bijkomende symptomen.
- Assiduity, [|asidj`ûiti], onverdroten ijver, vlijt; Assiduities (steeds meerv.) = dienstvaardigheid, attenties; Ass`i`duous = volhardend, ijverig; subst. —ness.
- Assign, [[e]s`a`in], subst. iemand, wien eigendommen worden overgedragen of toegewezen; — verb. toewijzen, overdragen, bepalen, aanwijzen: —ed to his use = hem ten gebruike aangewezen; To — a person a share in a business = iem. in eene zaak opnemen; —able = toe te schrijven, aan te wijzen; Assignation, [|asign`e`i[vs]'n], toewijzing, afspraak, overdracht; oproeping; —ee, [|asin`î], curator, gevolmachtigde, boedel-*beredderaar; executeur: — in bankruptcy = curator; — in law = door de Rechtbank aangesteld curator; —ment, toewijzing, overdracht; assignatie.
- Assimilable, [[e]s`imil[e]b'l], geschikt tot assimileeren; Assimilate, [[e]s`imil|e|it], (zich) assimileeren, gelijk maken (worden, zijn); Assimil`ation, assimilatie.
- Assist, [[e]s`ist], helpen, bijstaan, steunen: — at = bijwonen: To — at a ceremony; —ance = hulp: To give (lend, render) —; They came to my — = mij ter hulp; —ant = assistent: Chief — = eerste onderwijzer; Head — eerste bediende; — master = onderwijzer, secondant, leeraar.
- Assize, [[e]s`a`iz], subst. rondgaande rechtbank; vastgesteld gewicht, vastgestelde maat of prijs van levensmiddelen; — verb. den prijs of het gewicht bepalen, vaststellen (van eene belasting); — of bread; —s, [[e]s`a`iziz], zitting der rondgaande rechters (minstens tweemaal per jaar in de 10 circuits, waarin