This page needs to be proofread.
LINSEED.
- The street was —d with bayonets = afgezet (in de lengte); His purse was well —d with money = was goed gespekt; The room was —d with books = langs alle wanden stonden boeken; —-about dialogue = tweegesprek, waarbij om de andere regel de andere persoon spreekt; —r = linieschip, stoomboot (van eene bepaalde lijn), linieerder, broodschrijver; pakking: A Transatlantic —r = stoomschip; His picture got a place among the —rs = kreeg eene plaats onder de aangenomen werken op de tentoonstelling.
- Lineage, [l`ini|id[vz]], geslacht, afstamming, stamboom.
- Lineal, [l`ini[e]l], lijnrecht, direct; lengte..: — measure; My — race = direkte afstammelingen.
- Lineament, [l`ini[e]ment], gelaatstrek; —s = uiterlijk.
- Linear, [l`ini[e]], lengte.., draadvormig, lijnrecht: — perspective = lijnperspektief; L`i`neate = gelijnd, overlangs geribd; Line`ation = linieering.
- Linen, [l`in[e]n], subst. linnen, ondergoed; ook adj.: To change one's — = zich verschoonen; Soiled — should be washed at home (fig.); —-draper = koopman in witte goederen; —-drapery; —-merchant = groothandelaar in linnen; —-press = linnenkast; —-weaver = linnenwever.
- Ling, [li[n,]], leng; struikheide, Chineesche waterkastanje; —y = met heidekruid begroeid.
- Linger, [l`i[n,]g[e]], talmen, dralen, toeven, weifelen, voortkwijnen; —er; —ing = langzaam, wijdloopig, sleepend; ook subst.
- Linget, [l`i[n,]g[e]t]. Zie Ingot.
- Lin(g)hay, [l`i[n,]hei], [l`inhei], afdak, open schuur.
- Lingo, [l`i[n,]gou], bargoensch.
- Lingot, [l`i[n,]g[e]t], Zie Linget.
- Lingual, [l`i[n,]gw[e]l], subst. tongletter; adj. tong..; L`i`ngualize = als tongletter uitspreken; Linguist, [l`i[n,]gwist], taalkenner, taalkundige; L`i`nguister = tolk (Amer.); adj. Lingu`i`stic(al); Lingu`i`stics = taalwetenschap; L`i`ngulate = tongvormig.
- Liniment, [l`inim'nt], smeersel.
- Lining, [l`a`ini[n,]], voering, bekleeding: The darkest cloud has a silver — = geen ongeluk zoo groot, of er is een geluk bij.
- Link, [li[n,]k], subst. schakel, bocht (in eene rivier); schakel van ± 20 cM.; toorts; — verb. verbinden, schakelen; verbonden zijn; —s = vlakke zandige bodem aan de zeekust, "golf"-baan; manchetknoopen met kettinkjes (= —-buttons); —-boy, —-man = toorts- of fakkeldrager (bij avond of zwaren mist); With —ed arms = arm in arm.
- Linlithgow, [linl`ithgou].
- Linn, [lin], waterval, vijver, steile rotsspleet.
- Linnaean, [lin`î[e]n], van Linnaeus (1707-1778): — system.
- Linnet, [l`in[e]t], vlasvink.
- Linoleum, [lin`o`ulj'm], linoleum.
- Linotype, [l`a`in[e]t|a|ip], soort v. zetmachine.
- Linseed, [l`insîd], lijnzaad; —-cake manufacturer = fabrikant van lijnkoeken; —-meal = lijnmeel; —-oil = lijnolie; —-tea = aftreksel van lijnzaad.