Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/658

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

LOCKET.


  • kist; Not a shot in the —er = geen geld in den buidel; Zie Davy Jones.
  • Locket, [l`ok[e]t], medaillon.
  • Lockian, [l`oki[e]n], adj. van Locke, [lok].
  • Locofoco, [l`o`uk[e]f`o`ukou], subst. zwavelstok, ultraradicaal; adj. zeer radicaal (Amer.).
  • Locomotion, [l|o|uk[e]m`o`u[vs]'n], beweging, plaatsverandering; Locomotive, [l|o|uk[e]m`o`utiv], plaatsveranderend, bewegings - -; subst. locomotief (Amer.): — engine = locomotief; — organs = bewegingsorganen.
  • Locust, [l`o`uk[e]st], sprinkhaan; krekel, cicade (Amer.).
  • Locution, [l[e]kj`û[vs]'n], spreekwijze, uitdrukking.
  • Lode, [loud], sloot of waterafvoerkanaal; metaalader.
  • Lodestar, Lodestone, Zie Loadstar, etc.
  • Lodge, [lod[vz]], subst. portiershuis (bij een buiten), hut, optrekje, hol, schuilplaats, loge, de leden eener loge, Indianenfamilie in één wigwam; verb. plaatsen, leggen, tijdelijk huisvesten, herbergen, plaats verschaffen, indienen, ingraven, zich nestelen, deponeeren, bevatten, blijven zitten (steken), logeeren: The —s of the beaver = holen; To — a complaint (at, against, with) een aanklacht indienen (te, tegen, bij); To — information (against) = aangeven; Certificates must be —d with the committee = ingeleverd bij; I have —d it in my memory = opgenomen; —-keeper = portier bij een landgoed; —able = bewoonbaar; —r = bewoner (vooral van gehuurde kamers); Lodging = logies: —s = gehuurde kamer: Furnished —s; Unfurnished —s; To live in (To stay at), To take —s; —-allowance = toelage voor huishuur; A —-bill was stuck up in the window = verhuurbiljet; —-house = huis waar men kamers verhuurt, hotel garni; Lodgement = huisvesting, deponeering, ophooping: The enemies secured a — = kregen vasten voet.
  • Loft, [loft], zolder, galerij of kraak, koor, verdieping, duiventil.
  • Loftiness, [l`oftin[e]s], hoogte, verhevenheid, hoogmoed; Lofty = hoog, verheven, voornaam, trotsch.
  • Log, [log], subst. blok hout; log, scheepsjournaal; verb. in blokken zagen (Amer); opschrijven in het —-book = scheepsjournaal; schoolregister; —-cabin = blokhuis; —-canoe = boot van een uitgeholden boomstam gemaakt; —-headed = dom; —-hut (—-house) = blokhuis; —-line = loglijn; —man = houthakker, knecht op een zagerij; —-reel = logrol; —-roller = machine voor het laden van hout op de schabels; iemand, die, in vereeniging met anderen, de politiek tot bevordering der gemeenschappelijke belangen aanwendt; Influential —-rollers tried to impose that nobody upon the public = invloedrijke voorspraak trachtte het publiek dien "nul" op te dringen; —-rolling = wederzijdsche hulp (in de politiek), wederzijdsche bewondering en aanprijzing (van letterkundigen en kunstenaars); —wood = campèche-hout; —ged = met blokken bevestigd; vol water;