Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/705

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

MIDDLE.


  • Mexican, [m`eksik'n], subst. en adj. Mexicaan(sch); Mexico, [m`eksik|o|u].
  • Mezzo, [m`edz[e]]; — soprano = tweede sopraan; —tint(o) = mezzotint.
  • Mho, [mou], Ohm (electr.).
  • Miaow, [miau], miaauw!
  • Miasm(a), [mai`azm(a)], (Meerv. —ata), miasma; —`a`tic(al) = miasmen bevattend: — fever = malaria.
  • Miaul, [mi`ôl], [mi`a`ul], miauwen.
  • Mica, [m`a`ik[e]], mica; —ceous, [maik`e`i[vs][e]s], van of als mica, mica{{...
  • Micah, [m`a`ika]; Micawber, [mik`ôb[e]].
  • Mice, [mais], meervoud van mouse.
  • Michael, [m`a`ik'l]; Michaelmas, [m`ik'lmas], St. Michiel (29 Sept.); herfst: —-term = zittingstermijn (vroeger van 2-25 Nov.; thans van 24 Oct.-21 Dec. = — Sittings); cursus van 1 Oct.-16 Dec. (Cambr.); 10 Oct.-17 Dec. (Oxf.).
  • Mich(e), [mit[vs]], zich verbergen, rondsluipen, de school verzuimen; —er.
  • Michigan, [m`i[vs]ig[e]n].
  • Mickle, [m`ik'l], veel, groot; ook subst.: Many a little makes a — = veel kleintjes maken een groote.
  • Microbe, [m`a`ikroub], microbe; adj. M|icr`o`bic.
  • Microcosm, [m`a`ikr[e]k|ozm], de wereld in 't klein, de mensch; adj. —ic(al), [m|a|ikr[e]k`ozmik('l)].
  • Micrometer, [maikr`om[e]t[e]], micrometer; adj. M|icrom`e`tric(al); subst. M|icr`o`metry.
  • Micron, [m`a`ikron], micron.
  • Micronesia, [m|a|ikr[e]n`îzi[e]], Micronesië.
  • Microphone, [m`a`ikr[e]f|o|un], microphoon.
  • Microscope, [m`a`ikr[e]sk|o|up], microscoop; adj. M|icrosc`o`pic(al); Microscopist, [m|a|ikr[e]sk`o`upist], [m|a|ikr`osk[e]pist] = iemand, die met den microscoop werkt; Microscopy, [m`a`ikr[e]sk|o|upi], [m|a|ikr`osk[e]pi] = microscopie.
  • Mid, [mid], subst. midden{{...; en verk. v. midshipman: —-air = tusschen hemel en aarde; —day = middag, subst. en adj.; —land = (in het) binnenland: The —lands = midden Engeland; The —land railway = de centraalspoor; — Lent = het midden van de vasten; —most = middelste; —night, subst. middernacht(elijk): He burns the —night oil = werkt tot diep in den nacht; —riff = middenrif; —shipman of —shipmite (schertsend) = adelborst (v. het oudste jaar); —-ships = midscheeps; —stream = midden van de stroom; —summer = hartje v. d. zomer (21 Juni): —summer-day = St. Jan (24 Juni); —summer-eve = 23 Juni; —-*way, subst. middenweg; adj. midden op den weg, halverwege; —winter = het hartje van den winter (21 December); —dy = —shipman; —st = midden: In the —st of.
  • Midden, [m`id'n], mesthoop.
  • Middle, [m`id'l], subst. het midden, middel (van het lichaam), tusschentijd, tijdschriftartikel; adj. midden, middelst, tusschen beiden, middelmatig: A clever — for an evening paper; — Ages = Middeleeuwen; — course = middenweg; — English = 't Engelsch van ± 1150-1500; — finger; Above, Under (the) — height; — life