This page needs to be proofread.
MOTIVATE.
- a — = ondersteunen; He —ed me to a chair = wenkte mij te gaan zitten; —less = onbewegelijk.
- Motivate, [m`o`utiveit], motiveeren, gronden; Motive, [m`o`utiv], subst. beweegreden, oorzaak; adj. bewegend, beweeg{{...; — verb. motiveeren; —-force = beweegkracht; —less = doelloos, zonder reden; M|ot`ivity = beweegkracht.
- Motley, [m`otli], bont; subst. narrenpak, nar, bonte mengeling.
- Motor, [m`o`ut[e]], subst. motor, beweger, beweegkracht; adj. bewegend, motorisch; — verb. met een motorrijtuig rijden; —-(bi)cycle; —-boat; —-cab = autotax, taxi; —-car = automobiel; —-cycle = motorfiets; —-cylist; —-launch = motorboot; —-man = bestuurder van een electr. tram; chauffeur; —-omnibus; —-sleigh = motorslede; He —ed over to A.; —ist = automobilist.
- Mottle, [m`ot'l], stippelen, vlekken, schakeeren; ook subst.; —-faced = met rood gevlekt gezicht; —d with wrath = rood van woede.
- Motto, [m`otou], motto, zinspreuk: —-kisses = ulevellen met deviezen.
- Mouch, [maut[vs]], rondzwerven; —er = vagebond.
- Mould, [mould], subst. aarde, teelaarde, stof, schimmel, roestvlek, gietvorm, mal; vorm, karakter; — verb. met teelaarde bedekken of ophoogen; beschimmelen, schimmelig worden; vormen, modelleeren, gieten, kneden: To contract — = beschimmelen; I am not fit for society at present, I am covered with blue — = verboerd; —ed cheese; —-board = strijkbord van een ploeg; —-candle = gegoten kaars; —-*loft, mallenzolder (scheepsb.); —warp = mol; —er, subst. (metaal)gieter; — verb. tot stof vergaan, vermolmen, verrotten; —iness = beschimmeldheid; —ing = vormen, enz.; lijst, fries; —y == beschimmeld, oud: —y cheese.
- Mouline(t), [m`ûlin(et)], haspel, draaikruis.
- Moult, [moult], subst. het ruien, verharen, vervellen; de tijd daarvoor; — verb. ruien, verharen, vervellen; —er = ruiende vogel.
- Moultrie, [m`ûtri].
- Mound, [maund], subst. aardverhooging, wal, graf, heuvel; rijksappel; — verb, een wal opwerpen: A — of papers = een heele hoop papieren.
- Mount, [maunt], berg, bolwerk, blok (bij het bestijgen van een paard), rijpaard, fiets, karton of monteering (voor teekeningen), signaal om op te stijgen; — verb. opstijgen, opklimmen, zich verheffen, oploopen, monteeren, versieren, een paard verschaffen, voeren: — Aetna; The sermon on the — = de Bergrede; I will go out hunting with you, if you give me a — = als ge een paard voor mij hebt; All the —s were strong and serviceable = alle "karren"; I should like to see a little more picture, and a little less — = en minder lijst; —! = opstijgen! (een commando bij de cavalerie); He —ed the breach first = hij was het eerst in de bres; To — a diamond =