Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/729

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

MUFFLE.


  • te goed, gooide zichzelf niet weg; They are — of a —ness = zij hebben vrij veel van elkaar; Our —-beloved friend = veelgeliefde.
  • Mucific, [mjus`ifik], slijm afscheidend.
  • Mucilage, [mj`ûsilid[vz]], plantenslijm, slijmerige stof, (vloeibare) gom; Mucilaginous, [mj|ûsil`ad[vz]in[a]s], slijmerig.
  • Muck, [m[a]k], mest, drek; iets vuils of verachtelijks; verb. bemesten: It is all — = het is louter dwaasheid; —-cheap = dolgoedkoop; —-heap, —-hill = mesthoop; —-*rake = mestvork; —-worm = mestworm, vrek; —er: To go a —er = druipen, failliet gaan, mislukken; —iness, subst. v, —y = vuil.
  • Mucor, [mj`ûk[e]], slijm; Mucosity, [mjuk`ositi], slijmerigheid; Mucous, [mj`ûk[e]s], slijmig, slijm{{...: — membranes = slijmvliezen; Mucus, [mj`ûk[e]s], slijm.
  • Mud, [m[a]d], modder, slijk; verb. (zich) bemodderen, bevuilen: To stick fast in the — = vast zitten (ook fig.); To throw — at = met modder gooien (ook fig.); —-bath = modderbad; —-cart = vuilniskar; —-cottage = leemen hut; —-dredger = baggermachine; —-guards = spatborden; —-hole = modderpoel; slijkgat in een stoomketel; —-lands = wadden; —-*lark = vuilnisman. rioolkeerder; jongen die centen, opzettelijk daarin gegooid, uit den modderigen (Theems)oever ophaalt, ook wel: —-scraper; —-scow = modderpraam; —sill = drempel (onderste balk); de arbeidende klasse (Amer.); —-wall = leemen muur; —diness, subst. v. —dy, adj. modderig, bemodderd; aardsch, onduidelijk, verward, verdrietig; verb. troebel maken, bevuilen, verwarren.
  • Muddie, [m`[a]di], moesje (voor Mother).
  • Muddle, [m`[a]d'l], subst. verwarring, poespas, "beroerde" boel; verb. troebel maken, omroeren, in de war brengen, dronken maken, verknoeien, weggooien, vuil worden, in de war zijn: I will straighten out this — = ik zal die (war)boel in orde brengen; He —d away his property in speculations = verspilde; Let them — it out among themselves = laat ze dat onder elkander uit- en goedmaken; He was rather —d = vrijwat "aangeschoten"; A —-headed fellow = sufferig, verward, beneveld.
  • Mudie, [mj`ûdi]: —'s Library.
  • Muezzin, [mju`ezin], uitroeper der uren voor het gebed (bij de Mahomedanen).
  • Muff, [m[a]f], subst. mof; huls, rol, wals; geknoei, sul; verb. bederven, verknoeien: You —ed it at starting = je bedierf den boel van het begin af; To — a ball (bilj.); —-cap = berenmuts.
  • Muffetee, [m[a]f[e]t`î], polsmofje.
  • Muffin, [m`[a]fin], een plat wit rond koekje, dat geroosterd en geboterd wordt; —-cap = platte ronde muts (Mil.); —-faced = met bleek gezicht; —eer, [m[a]fin`î[e]], schotel om de geroosterde —s warm te houden; zout- of suikerstrooier.
  • Muffle, [m`[a]f'l], subst. handschoen (bij 't boksen), moffel, sourdine; snoet; verb. warmpjes instoppen, den klank dempen,