Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/753

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

NONPLUS.


  • Noll, [nol].
  • Nomad, [n`omad], [n`o`umad], subst. nomade; adj. nomadisch = Nom`a`dic; —ism = zwervend leven; —ize = een zwervend leven leiden.
  • Nombril, [n`ombril], navel (Herald.).
  • Nomenclature, [n`o`um'nkl|e|itj[e]], nomenclatuur, naamlijst.
  • Nominal, [n`omin'l], nominaal: — price; — rank = titulaire rang; To pay a — rent = een zeer geringe huur; —ism = de leer, dat aan onze begrippen geene werkelijkheid beantwoordt, en zij slechts als namen bestaan; —ist = aanhanger van deze leer; Nominate, [n`omin|e|it], benoemen, candidaat stellen, op de voordracht zetten; N|omin`ation = benoeming, candidaat-*stelling: To be in — for = voorgedragen worden; Nominative, [n`omin[e]tiv], subst. eerste naamval = — case; adj. daarop betrekkelijk; N`o`min|ator = noemer, benoemer; Nominee, [n|omin`î], benoemde.
  • Non, [non] (in samenst.) niet, b.v. —-ability = onbekwaamheid; —-acceptance = non-*acceptatie; —-appearance = niet verschijning; —-arrival = uitblijven (van een trein b.v.); —-attendance = niet verschijning; —com = non compos mentis, non-commissioned officer; A —-commissioned officer (zie Warrant-officer); A —-committal answer = antwoord, waarbij men zich tot niets verbindt, zich niet bloot geeft; —con, verkort voor —conformist = Dissenter, of voor —-content (= tegenstemmer of stem tegen in het Huis der Lords); —-conformist = afgescheidene; —-conformity = afgescheidenheid van de Anglikaansche kerk; —-delivery = niet bestelling, onbestelbaarheid; —descript = abnormaal, onmogelijk, vreemd, zonderling; ook subst.; —entity = nul; —intoxicants = niet alcoholische dranken; —juring, [nond[vz]`ûrin?]], tot de Nonjurors behoorende; —juror, [nond[vz]`ûr[e]], Jacobite, die bij de revolutie van 1688 niet trouw wilde zweren aan de nieuwe regeering; —-pareil, [nonp[e]r`el], [n`onp[e]r|el], weergaloos; subst. iets weergaloos; nonpareille drukletter; soort zijden lint, soort appel; —-payment = niet betaling; That is a — sequitur ([s`ekwit[e]]) = eene onjuiste gevolgtrekking; —-sexual = geslachtloos; —-stop = doorgaand; —suit, [n`onsiût], subst. het opgeven of royeeren v. eene aanklacht wegens een gepleegd verzuim; verb. aanleiding geven tot het opgeven of royeeren.
  • Nonage, [n`oneid[vz]], minderjarigheid; —d.
  • Nonagenarian, [n|on[e]d[vz][e]n`êri[e]n], 90-jarig(e).
  • Nonagon, [n`on[e]g|on], negenhoek.
  • Nonce, [nons], alléén in: For the — = voor dezen keer; —-word = gelegenheidswoord.
  • None, [n[a]n], subst. en pron. niemand, niets; adj. geen: — of your cheek here = hou je brutalen mond thuis; — the less = niettemin; He is — so young either = ook zoo jong niet meer; — too soon = geen oogenblik te vroeg; I am — the wiser = geen haar wijzer.
  • Nones, [nounz], negende dag vóór de Ides.
  • Nonplus, [n`onpl[a]s], subst. verlegenheid;