This page needs to be proofread.
OBSEQUIOUS.
- [`obsikwiz], lijkstaatsie, plechtige begrafenis.
- Obsequious, [[e]bs`îkwi[e]s], kruipend, onderdanig; subst. —ness.
- Observable, [[e]bz`[^a]v[e]b'l], waarneembaar, opmerkenswaardig; subst. —ness; Observance, [[e]bz`[^a]v[e]ns], waarneming, viering, inachtneming; regel, voorschrift, gebruik; Observant, [[e]bz`[^a]v'nt], oplettend, gehoorzaam: He was — of his mother's slightest wishes = lette op; To be — of forms = gesteld op vormen; Observation, [obz[e]v`e`i[vs]'n], waarneming, opmerking, ervaring: To fall under a person's — = onder iemands aandacht vallen; adj. —al; Observatory, [[e]bz`[^a]v[e]t[e]ri], sterrenwacht; Observe, [[e]bz`[^a]v], waarnemen, gadeslaan, opmerken, vieren, letten op, opnemen: They —d the sun's altitude = zij waren bezig de zon te schieten; —r = waarnemer, etc.
- Obsess, [[e]bs`es], bezoeken, kwellen, drukken; —ion, [obs`e[vs]'n], het bezeten (bezocht, gekweld) zijn, obsessie.
- Obsolescence, [|obs[e]l`es'ns], veroudering, atropie; |Obsol`e`scent = verouderend, in onbruik gerakend, rudimentair; Obsolete, [`obs[e]l|ît], verouderd, onontwikkeld; subst. —ness.
- Obstacle, [`obst[e]k'l], hindernis, beletsel: To put —s in the way.
- Obstetric(al), [[e]bst`etrik('l)], verloskundig; Obstetrician, [obstitr`i[vs]'n], verloskundige, vroedvrouw; Obstetrics, [[e]bst`etriks], verloskunde.
- Obstinacy, [`obstin[e]si], koppigheid, hardnekkigheid; Obstinate, [`obstinit], hardnekkig, stijfhoofdig; subst. —ness.
- Obstipation, [|obstip`e`i[vs]'n], verstopping.
- Obstreperous, [obstr`ep[e]r[a]s], luidruchtig, woelig, rumoerig; subst. —ness.
- Obstruct, [[e]bstr`[a]kt], versperren, verstoppen, belemmeren, verhinderen; —er; —ion = belemmering, beletsel, verstopping; taktiek eener Parlementaire minderheid om door lange discussies of tallooze amendementen, etc. de behandeling van een wetsontwerp te vertragen; —ionist = iemand, die den voortgang op die wijze belemmert; —ive, adj. belemmerend, hinderlijk, verstoppend; ook subst. —ness = streven om te belemmeren, enz.; —or; `O`bstruent = hinderend, stoppend (middel).
- Obtain, [[e]bt`e`in], verkrijgen, verwerven, behalen, nemen; bestaan, voortduren, heerschen, algemeen in gebruik (regel) zijn, behelzen: This custom —s in some of our cities = heerscht; In complexion, as the common reports —, she surpassed the lily and rose = naar luid van de algemeene berichten; This —s with most people = geldt voor; —able = verkrijgbaar, enz.; —er; —ment = verkrijging.
- Obtrude, [[e]btr`ûd], (zich) opdringen, indringen, opdringerig zijn: He —d himself upon the company = drong zich op aan; —r; Obtrusion, [[e]btr`û[vz]'n], opdringing; Obtrusive, [[e]btr`ûsiv], opdringend, hinderlijk, opvallend; subst. —ness.
- Obtund, [[e]bt`[a]nd], stomp maken, verdooven; —ent = verdoovend middel.
- Obtuse, [[e]btj`ûs], stomp, dom, dof: — angle
