Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/767

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

OCCUR.


  • = stompe hoek; subst. —ness; Obtusion, [[e]btj`û[vz]'n], verstomping, dof- of sufheid.
  • Obverse, [`obv[â]s], [[e]bv`[â]s], toegekeerd, de andere zijde betreffend; [`obv[â]s], subst. vóórzijde, keerzijde: The — and the reverse of a medal; There is an — to the coin = de penning heeft zijn keerzijde (fig.); Obv`e`rsion = omkeering; Obv`e`rt = omkeeren.
  • Obviate, [`obvi|e|it], voorkómen, verhoeden, uit den weg ruimen: The difficulty was —d = weggenomen; subst. |Obvi`ation.
  • Obvious, [`obvi[e]s], duidelijk, klaarblijkelijk, in 't oog springend: To be — (to the eye); To be — to all the world = voor iedereen duidelijk; subst. —ness.
  • O'Callaghan, [[e]k`al[e]h'n].
  • Occasion, [ok`e`i[vz]'n], subst. gelegenheid, gunstig oogenblik, aanleiding, reden, behoefte, noodzakelijkheid; — verb. veroorzaken, aanleiding geven: By, Upon — = bij gelegenheid; On that — = bij die gelegenheid; On — = van tijd tot tijd, desnoods; To have — for = noodig hebben; You have no —! = geen dank! He has no — to be told such a thing = zoo iets behoeft men hem niet te zeggen; I had — to look the passage up = het was noodig, dat; There is no — for you = geen aanleiding; To give — = aanleiding geven; He improved the — = maakte zich de gelegenheid ten nutte; sprak een stichtelijk woord; He rode the — to death = hij maakte misbruik van; He rose to the — = hij bleek berekend voor zijn taak, hield zich flink = He was equal to the —; He took (the) — by the forelock = hij greep de gelegenheid aan; —al = toevallig, als de gelegenheid zich voordoet, gelegenheids..; subst. los arbeider: —al chair (—al table) = fantasie stoeltje (tafeltje); I see him —ally = zoo nu en dan ontmoet ik hem wel eens.
  • Occident, [`oksident], Westen; —al, [oksid`ent'l], westersch, westelijk; van mindere voortreffelijkheid (van edelgesteenten).
  • Occipital, [oks`ipit'l], achterhoofds{{...; Occiput, [`oksip[a]t], achterhoofd.
  • Occlude, [okl`ûd], sluiten, stoppen, absorbeeren; subst. Occlusion, [okl`û[vz]'n].
  • Occult, [ok`[a]lt], verborgen, geheim; — verb. verbergen, verduisteren; —ism = occultisme; —ness = verborgenheid.
  • Occupancy, [`okjup[e]nsi], bezitneming, bezit; Occupant = bezitnemer, bezitter, bewoner, aanwezige; inzittende; Occupation, [|okjup`e`i[vs]'n], bezetting, bezigheid, beroep, ambacht: By — = van beroep; Army of — = bezettingsleger; —-bridge = verdingsbrug tusschen 2 door een spoorlijn gescheiden stukken land; —-road = particuliere weg; Occupier, [`okjup|a|i[e]] = Occupant; Occupy, [okjup|a|i], bezetten, bezitten, innemen, vullen, bezighouden, aanstellen, gebruiken, bewonen, handelen.
  • Occur, [ok`[â]], voorkomen, gebeuren, aantreffen, invallen, opkomen: It —s to me that more might have been done = het wil mij voorkomen; It didn't — to me until it was too late = kwam eerst bij mij op; Occurrence, [ok`[a]r'ns], gebeurtenis, voorval.