This page needs to be proofread.
OFF.
- twist, strijd: —s and ends = afval, lappen, stukken en brokken; What is the —s? = wat zou het? It's no —s = het heeft niets te beduiden; They are at —s = zij zijn het niet eens, hebben standjes; It is within the —s = er is kans op; The —s are that he will come = er bestaat veel kans; The —s are on his side (for him, in his favour) = het voordeel is aan zijn kant; It was long —s in point of strength = de krachten stonden lang niet gelijk; To face fearful —s = het hoofd bieden aan een groote overmacht; To give a person —s = iemand iets voorgeven; I have the —s of you = ik ben je de baas; They had all the —s of number and time on their side = alle voordeel van getal en tijd; To lay the long —s = een ongelijke weddenschap aangaan; To set at —s = tegen elkaar opstoken; To take the —s = de ongelijke weddenschap aannemen; —-conceited = grillig, fantastisch; —-looking = zonderling uitziend; —ity = zonderlingheid, grappigheid, vreemde sijs; —ments = overgebleven stukken en brokken; —ness = zonderlingheid.
- Ode, [oud], ode.
- Odeon, Odeum, [[e]d`îon], [[e]d`î[e]m], Odeon, schouwburg-, of concertzaal.
- Odious, [`o`udj[e]s], hatelijk, afschuwelijk, leelijk; subst. —ness; Odium, [`o`udj'm], haat, blaam, verdenking.
- Odoacer, [|od[e]`e`is[e]].
- Odometer, [[e]d`om[e]t[e]], afstandsmeter (aan een rijtuig).
- O'Donoghue, [[e]d`on[e]gj|û].
- Odontalgia, [oudont`ald[vz]i[e]], tandpijn; Odont`a`lgic = tandpijn - -; tandpijnmiddel; Od`o`ntic = tand{{...; tandmiddel; Odontology, [|o|udont`ol[e]d[vz]i], tandkunde.
- Odoriferous, [|o|ud[e]r`if[e]r[a]s], geurig, welriekend; subst. —ness; Odorous, [`o`ud[e]r[a]s], geurig; subst. —ness; Odour, [`o`ud[e]], geur, reuk, roep, naam: In bad — = te slechter naam bekend; —less.
- Odysseus, [[e]d`isi[e]s], [[e]d`isiûz]; Odyssey, [`odisî], Odyssee; Oedipus, [`îdip[a]s], [`edip[a]s].
- O'er, Zie Over.
- Oesophageal, [|îs[e]f`ad[vz]i[e]l], slokdarm{{...; Oesophagus, [is`of[e]g[a]s], slokdarm.
- Of, [ov], van: He is — age = meerderjarig; Ten years — age = tien jaar oud; — an afternoon = op zekeren namiddag; Be — good cheer = wees vroolijk en hoopvol; He worked at this paper within a fortnight — his death = nog veertien dagen voor zijn dood; He went — himself = ging uit zich zelf; I have not seen much — you — late = je den laatsten tijd niet veel ontmoet; A time — all others = bovenal een tijd; He went there — a Sunday = op een Zondag; I like it — all things = ben er dol op; A man — ten thousand = uit duizenden; Blind — an eye = blind aan 't ééne oog; Beware — the dog = wacht u voor; All — a heap = alles te zamen, op één hoop.
- Off, [of], adj., adv. en prep. weg, vandaan, ver, rechtsch; — verb. er uit snijden: Hands —! = afblijven! — with your