Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/824

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

PERIDOT.


  • Peridot, [p`erid|ot], chrysoliet (goudsteen).
  • Perigee, [p`erid[vz]î], perigeum.
  • Perihelion, [p|erih`îlj'n], perihelium.
  • Peril, [p`eril], subst. gevaar, risico; verb. in gevaar brengen, wagen: You do it at your own — = op eigen verantwoording en risico; He —led his happiness upon it = waagde zijn geluk er aan; —ous = gevaarlijk ; subst. —ousness.
  • Period, [p`îri[e]d], periode, tijdkring, omloopstijd, grens, slot, zin, punt: Girl of the — = modern meisje; Poets of the — = dichters van onzen tijd; That put a — to our labours = maakte een einde aan = brought them to a —; —ic, [p|ïri`odik], periodiek, kring..; —ical, subst. tijdschrift; adj. periodiek; P|eriod`i`city = het periodiek zijn of terugkeeren.
  • Perioeci, [peri`îsai], omwoners = Perio`ecians.
  • Peripatetic, [p|erip[e]t`etik], rondwandelend, peripatetisch; subst. wandelaar; volgeling van Aristoteles; —ism = wijsbegeerte van A.
  • Periphery, [p[e]r`if[e]ri], omtrek, oppervlakte.
  • Periphrase, [p`erifr|e|iz], omschrijving; verb. omschrijven; Periphrasis, [p[e]r`ifr[e]sis], omschrijving; P|eriphr`a`stic(al) conjugation = omschrijvende vervoeging (gramm.).
  • Periscii, [p[e]r`i[vs]i|a|i], bewoners der Poolstreken.
  • Periscope, [p`erisk|o|up], soort objectief; reflector in een onderzeesch vaartuig.
  • Perish, [p`eri[vs]], omkomen, sterven, vervallen, vergaan, doen omkomen; —able = vergankelijk, aan bederf onderhevig; ook subst. —ableness = vergankelijkheid, enz.; —er = drank, proleet.
  • Peristaltic, [p|erist`altik], gekronkeld.
  • Peristyle, [p`erist|a|il], peristyl.
  • Peritoneum, [p|erit[e]n`î[e]m], buikvlies; Peritonitis, [p|erit[e]n`a`itis], buikvliesontsteking.
  • Periwig, [p`eriw|ig], pruik; ook verb.; —-maker.
  • Periwinkle, [p`eriw|i[n,]k'l], alikruik; maagdepalm.
  • Perjure, [p`[^a]d[sz][e]], een valschen eed doen: He —d himself = was meineedig; You are —d = gij hebt een meineed gedaan; —r = meineedige; Perj`u`rious = meineedig; Perjury, [p`[^a]d[vz][e]ri], meineed, meineedigheid, eedschennis: Subornation of — = omkoopen (of overhalen) der getuigen om een valschen eed te doen.
  • Perk, [p`[^a]k], mooi, net, verwaand, brutaal; verb. den neus in den wind steken, zich uitrekken, uitsteken, mooi maken: She —ed up her cap = maakte zich mooi om te behagen; Perkiness = brutaliteit; —y = Perk.
  • Perkin, [p`[^a]kin], lichte ciderwijn.
  • Perlustration, [p|[^a]l[a]str`e`i[vs]'n], bezichtiging, monstering.
  • Permanence, [p`[^a]m[e]n|ens], duurzaamheid, bestendigheid; Permanent, [p`[^a]m[e]nent], duurzaam, bestendig: — colours = vaste kleuren; The — way was broken up = viaduct (Amer.).
  • Permeability, [p|[^a]mi[e]b`iliti], subst. v. Permeable, [p`[^a]mi[e]b'l], doordringbaar; Permeate, [p`[^a]mi|e|it], doordringen, indringen; subst. P|erme`ation.