Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/833

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

PIE.


  • op krachten komen; —-a-back: To carry a person (a) —-a-back = op de schouders: —-axe = houweel; —-axe team = één paard tusschen de boomen en twee daar vóór (Austral.); —lock = looper; dief; —-me-up = versterkend middel, hartsterking; —pocket = zakkenroller; —ings and stealings = oneerlijk verkregen inkomsten, knoeierijen; Good —ings = vette bijverdiensten.
  • Pickaninny, Zie Piccaninny.
  • Pickeer, [pik`î[e]], schermutselen, verkennen, toelonken.
  • Pickerel, [p`ik[e]r'l], soort snoek; snoekbaars.
  • Pickersgill, [p`ik[e]zgil].
  • Picket, [p`ik[e]t], subst. paal, staak, piket, posten (van stakers); verb. met palen omheinen of beschermen, aan een paal binden, stationneeren (als een piket), posten: The horses broke their —s = braken los van de piketpalen.
  • Pickle, [pik'l], subst. pekel, zuur; lastig geval, lastpost (van een kind); verb. pekelen, inleggen: I have a rod in — for you = er staat een potje te vuur voor je; To be in a fine (nice, sad) — = leelijk in de klem zitten: They are great —s = hachjes; —(d) herring = pekelharing.
  • Pickwick, [p`ikwik], Pickwick; stinkstok (sigaar); adj. Pickwi`c`kian: — sense = technische beteekenis van een woord.
  • Picnic, [p`iknik], subst. buitenpartijtje, waarbij de deelnemers provisie meenemen; verb. een picnic houden; —ker.
  • Picotee, [p|ik[e]t`î], soort van anjelier: The — differs from the carnation in being fringed.
  • Picric. [p(`a)`ikrik]: — acid = pikrinezuur.
  • Pict, [pikt], Pict; —ish.
  • Pictorial, [pikt`ôri[e]l], schilder - -, geïllustreerd: — art = schilderkunst; — list = geïllustr. prijscourant; — postcards = prentbriefkaarten; — Scotland = Schotland in beeld gebracht.
  • Picture, [p`ikt[vs][e]], subst. schilderij, beeltenis, levendige beschrijving; verb. afbeelden, schilderen, levendig beschrijven: A — of health; I will have my — drawn, taken = ik wil mijn portret laten maken; I got him to sit for his — = ik heb hem overgehaald om voor mij te zitten; He is handsome, quite a — = net een beeld; He was altogether out of the — = paste heelemaal niet bij de omgeving; —-book = prentenboek; —-card = pop (kaartspel); —-gallery = museum van schilderijen; —-postcard = prentbriefkaart; Picturesque, [p|iktj[e]r`esk], schilderachtig; subst. —ness.
  • Piddle, [p`id'l], beuzelen, peuteren; piemelen, regenen; —r = peuteraar.
  • Pidgin, [p`id[vz]in], Chineesche verbastering van Business; —-English = het jargon in Chineesche havenplaatsen.
  • Pie, [pai], pastei (ook in de beteek. v. door elkander gevallen zetsel); ekster, babbelaar; gebedenboek: To eat humble — = zoete broodjes bakken; To fall into — = in pastei vallen (ook fig.); You made — of the learned man's valuable notes = hebt