Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/850

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

PNEUMATIC(AL).


  • Pneumatic(al), [njum`atik('l)], lucht-, gasachtig, met lucht gevuld, door luchtdruk bewogen: — dispatch = luchtdrukpost; — pump = luchtpomp; — tyres = luchtbanden; —s = pneumatica.
  • Pneumonia, [njum`o`unj[e]], longontsteking; Pneumonic, [njum`onik], long - - -; subst. middel voor de longen.
  • Poach, [pout[vs]], stroopen (ook fig.); door veel loopen modderig of moerassig maken, (zijn, worden), gepelde eieren bakken in boter, of breken in kokend water; —er = strooper; —y = drassig, moerassig.
  • Po(a)chard, [p`o(`u)t[vs][e]d], [p`o`uk[e]d], tafeleend.
  • Pock, [pok], pok; —-mark, —-pit = pokteeken; —-marked, —-pitted, —-fretten = van de pokken geschonden, pokdalig = —y.
  • Pocket, [p`ok[e]t], subst. zak, holte, diepte, maat voor hop, gember, wol, enz.; verb. in den zak steken, gappen, stoppen, hinderen: I am in —, out of — = ik win, verlies; I am out of — = heb geen cent; Nothing but empty —s lies between her and William = dat zij en W. niets hebben staat alleen hun engagement in den weg; I am in her — = bij haar in de gunst; I have Pa in my — = kan met Pa doen wat ik wil; This would have placed Turkey in the — of the Czar = in de macht gebracht hebben van; Put that in your — = steek dat in je zak; He had spent the evening in her — = had alleen werk van haar gemaakt; Hip—, Pistol — = heupzak (achterzak) in een pantalon; He —ed the affront, insult, wrong = hij slikte de beleediging, het onrecht; You —ed my ball by a fluke = stopte; —-argument = zelfzuchtig argument; —-book = zakboek(je); —-borough = kiesdistrict dat geheel in de macht is van één grondbezitter; —-copy (= —-edition); —-glass = zakspiegeltje; —-handkerchief = zakdoek; —-hole = zakopening; —-knife = zakmes; —-money = zakgeld.
  • Pockwood, [p`okw|ud], pokhout.
  • Poco, [p`o`ukou], een weinig (muz.).
  • Pod, [pod], subst. dop, schil, peul; school robben, walvisschen; verb. opzwellen, doppen, peulen vormen; —-net = fuik; —ded (fig.) = gemakkelijk.
  • Podagra, [p`od[e]gr[e]], [p[e]d`agr[e]], het "pootje", voeteuvel; adj. —l = Pod`a`gric(al).
  • Podge, [pod[vz]], modderige poel; verb. roeren.
  • Podgy, [p`od[vz]i], kort en gezet; dronken.
  • Podium, [p`o`udi[e]m], podium.
  • Podrida, [p[e]dr`îd[e]], mengelmoes.
  • Podsnap, [p`odsn|ap], type van stijve deftigheid; —pery = peuterige, stijve deftigheid.
  • Poe, [pou].
  • Poem, [p`o`uim], gedicht: Minor —s = kleinere gedichten; Poesy, [p`o`u[e]si], dichtkunst; Poet = dichter: Minor — = dichter van den tweeden of derden rang; — Laureate = gekroonde of hofdichter (in Engeland); Poetaster, [p|o|u[e]t`ast[e]], [p`o`u[e]t|ast[e]], rijmelaar; Poetess, [p`o`u[e]t[e]s], dichteres; Poetic(al), [pou`etik('l)], dichterlijk; Poetics = gedichten; leer (theorie) der dichterlijke vormen (ook Poetic); Poetize, [p`o`u[e]taiz], dichten, dich{{peh