Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/862

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

POTATION.


  • Potation, [p[e]t`e`i[vs]'n], drank, drinkgelag, het drinken.
  • Potato, [p[e]t`e`itou], aardappel: We ate the —es in the skin. Zie Jacket; Baked, Boiled, Fried —es; Mighty small —es = niet veel zaaks (bijzonders); —-disease (—-rot) = aardappelziekte; —-trap = mond.
  • Pot(h)een, [pot(h)`în], (geheim gestookte) whisky (Ierl.).
  • Potence, [p`o`ut'ns], krukvormig kruis (T); ook = Potency, [p`o`ut'nsi], macht, invloed; Potent, [p`o`ut'nt], machtig, invloedrijk, sterk; Potentate, [p`o`ut'nt|it], vorst, monarch; Pot`e`ntial, potentieel, mogelijk; subst. potentiaal; subst. P|otenti`a`lity.
  • Pother, [p`odh[e]], subst. rumoer, verwarring; verb. razen, rumoer maken, plagen, hinderen.
  • Potion, [p`o`u[vs]'n], drankje.
  • Potomac, [p[e]t`o`um[e]k].
  • Potter, [p`ot[e]], zich met nietigheden ophouden of druk maken, strompelen, zeuren, Úmhangen, treuzelen: He —ed about among various sciences = liefhebberde zoo'n beetje in; They are —ingly European = bekrompen Europeesch; The old —er = de oude zeur of zanikkous.
  • Pottle, [p`ot'l], maat van ± 2,272 L.; vruchtenmandje of bakje.
  • Pouch, [paut[vs]], zak, tasch, krop, balg, patroontasch, buidel (van het buideldier); verb. in den zak steken (ook fig.), schenken.
  • Pouchong, [pu[vs]`o[n,]], soort v. zwarte thee.
  • Poughkeepsie, [pouk`îpsi]; Poulett, [p`ôl[e]t].
  • Poulterer, [p`o`ult[e]r[e]], poelier.
  • Poultice, [p`o`ultis], subst. pap; verb. pappen.
  • Poultry, [p`o`ultri], pluimgedierte: Rearing of — = hoenderteelt; —-house = hoenderhok; —-yard = hoenderhof.
  • Pounce, [pauns], een fijn poeder, vroeger gebruikt in plaats van vloeipapier; klauw (van roofvogels); verb. met radeerpoeder bestrooien; aanvallen, neerschieten op: He is on the — = gereed om aan te vallen; He fell — among them = pardoes; The policeman —d on a little innocent = greep een kleinen jongen, die niets gedaan had; —-box = strooier, reukdoosje.
  • Pound, [paund], Engelsch pond (12 ounces Troy-weight = ± 373 gr., en 16 ounces Avoir-dupois = ± 453,6 gr.); pond sterling; schuthok (voor vee); verb. in het schuthok zetten, slaan, stampen, tot poeder maken, ploeteren, zwoegen, schieten (met zwaar geschut): The bankrupt paid two shillings in the — = betaalde 10%; The —-ed earthen floor = gestampte leemen; He —ed steadily at his great historical work = werkte ijverig en geregeld aan; They kept —ing away = schoten maar door; This —ing with the big guns at long range is not to my taste = dat schieten met de kanonnen op grooten afstand; —-cake = een soort gebak waarin de bestanddeelen pondsgewijs, of in gelijke deelen voorkomen; —-foolish, Zie Penny; —-keeper = bewaker van den schutstal; —age = belasting v. 1 sh. per £; schutten; staangeld;