This page needs to be proofread.
PREEN.
- koopsrecht verkrijgen (Amer.); Pre-emption(-right), [pri-`em(p)[vs]'n], recht van vóórkoop.
- Preen, [prîn], subst. gevorkte naald; — verb. met den bek (de veeren) gladstrijken.
- Pre-engage, [pr|î-[e]ng`e`id[vz]], vooraf verbinden; subst. —ment.
- Pre-establish, [pr|î-[e]st`abli[vs]], vooraf vestigen of vaststellen; subst. —ment.
- Pre-examination, [pr|î-[e]gzamin`e`i[vs]'n], voorafgaand onderzoek; — verb. Pre-examine, [pr|î-[e]gz`amin].
- Pre-exist, [pr|î-[e]gz`ist], vooraf bestaan; subst. —ence; adj. —ent.
- Preface, [pr`efis], subst. voorrede, inleidend woord; — verb. van eene voorrede voorzien, inleiden; Prefatory, [pr`ef[e]t[e]ri], inleidend, voorafgaand.
- Prefect, [pr`îfekt], gouverneur, magistraat, prefect; —ship; The —ual system = het monitor-stelsel (in de school); —ure = prefectuur.
- Prefer, [prif`[â]], voordragen, aanhangig maken, aanbieden, verkiezen: To — a bill = klacht indienen; To — a request = een verzoek doen, voordragen; To — to (above, before) = verkiezen boven; —red debts = preferente schulden; —red stock = pref. aandeelen; —able, [pr`ef[e]r[e]b'l], verkieslijk (before, to); subst. —ableness; Preference, [pr`ef[e]rens], voorkeur: In — to = liever dan; — Bonds = prioriteits-*obligaties; — Shares = preferente aandeelen (wier houders een extra-dividend krijgen); Preferment = voorrang, bevordering, hoogere betrekking (vooral kerkelijke).
- Prefix, [pr`îfiks], voorvoegsel; Prefix, [prif`iks], voorplaatsen, aanhechten aan het begin (to).
- Preform, [prîf`öm], vooraf vormen; subst. —`ation; adj. —ative.
- Pregnancy, [pr`egn'nsi], zwangerschap; vruchtbaarheid, gewichtigheid: To be far advanced in —; About the 7th month of her —; On her 9th —; Pregnant = zwanger, vruchtbaar, vol beteekenis, scherpzinnig, overtuigend, duidelijk: The times are — with important events = de tijden zijn zwanger van belangrijke gebeurtenissen; It is — = het is duidelijk.
- Pregustation, [pr|îg[a]st`e`i[vs]'n], voorproef, voorsmaak.
- Prehensible, [prih`ensib'l], grijpbaar; Prehensile, [prih`ens(a)il], grijpend, geschikt om mede te grijpen: Some animals have — toes and tails = grijpteenen en grijpstaarten; Prehension, [prih`en[vs]'n], het pakken of grijpen.
- Prehistoric(al), [pr|îhist`orik('l)], vóórhistorisch: A —ally-minded person = zeer ouderwetsch mensch.
- Prejudge, [prîd[vz]`[a]d[vz]], vooraf oordeelen, zonder behoorlijk onderzoek (ver)oordeelen: It was a —d case = het geval was al beslist of uitgemaakt vóór onderzoek; subst. Prej`u`d`g(`e)ment.
- Prejudice, [pr`ed[vz][e]dis], subst. vooroordeel; nadeel, afbreuk, schade; — verb. vóórinnemen, afbreuk doen, schaden: Last night's events had —d me in his eyes = hadden mij bij hem