Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/871

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

PRESIDIAL.


  • bij, tegenover; Real — = het werkelijk aanwezig zijn van het vleesch en bloed van Christus bij het avondmaal; Saving your — = met allen eerbied voor u; de aanwezige(n) uigezonderd; —-chamber, —-room = audientiezaal; Present, [pr`ez'nt], subst. tegenwoordige tijd; geschenk; de onderwerpelijke zaak; adj. tegenwoordig, bestaand, gereed, onmiddellijk, gunstig; —s = (aanwezige) stukken of documenten: He made me a — of it = hij gaf het mij ten geschenke = Gave it me as a —; At — = op het oogenblik; For the — = voor het oogenblik; — tense; —ly = dadelijk.
  • Present, [priz`ent], formeel voorstellen, aanbieden, ten geschenke geven, vertoonen, voorleggen, presenteeren, aanleggen (v. een geweer), voor een kerkambt voordragen, beschuldigen: He —ed me with it = gaf het mij ten geschenke; This noble subject ought to be —ed dramatically = in dramatischen vorm behandeld worden; — arms = presenteer 't geweer; —able = presentabel: You do not look —able; —`ation = voorstelling, introductie, (recht van) voordracht, (voor een kerkambt); vertooning: This is good material for dramatic —ation = uitstekend geschikt voor eene dramat. bewerking; The book contains much humour and vivid —ation = en eene levendige wijze v. voorstelling; —ation-copy = present-exemplaar; —ative, [priz`ent[e]tiv], het recht hebbend v. voordracht; op aanschouwing berustend; —ee, [pr|ez'nt`î], die tot een kerkambt of benefice wordt voorgedragen; —er; —ial, [priz`en[vs]'l], werkelijk aanwezig; —ive, [priz`entiv]: — words = begripsnamen; —ment = voorstelling, gedrag, aanbieding, klacht.
  • Presentient, [pris`en[vs]i[e]nt], vooraf voelend of bemerkend; Presentiment, [pris`entiment], voorgevoel.
  • Preservable, [priz`[^a]v[e]b'l], wat bewaard of goed gehouden kan worden; Preservation, [pr|ez[e]v`e`i[vs]'n], bewaring, onderhoud, inmaak; Preservative, Preservatory, [priz`[^a]v[e]tiv], [—[e]ri]ri]?], subst. en adj. bewarend of goedhoudend (middel); Preserve, [priz`[^a]v], subst. ingelegde vruchten, gereserveerd vischwater of wildpark: —s = stofbril; verb. redden, beschermen, handhaven, bewaren, goed houden, inmaken; —r = bewaarder, beschermer, inmaker (van vruchten).
  • Preses, [pr`îsîz], praeses, voorzitter (Schotl.).
  • Preside, [priz`a`id], presideeren, het opzicht hebben, leiden: He —d at the meeting = leidde (als voorzitter); He must not — over us = moet zich geen rechten over ons aanmatigen; Presidency, [pr`ezidensi], presidentschap, (de waardigheid, het gebied, diensttijd v. een pres.); voorzitterschap; President, [pr`ezid|ent], voorzitter, president: — elect = de verkozen, nog niet in functie zijnde president; —ial, [pr|ezid`en[vs]'l]: The —ial address was loudly cheered = de toespraak v. den president; —ship = presidentschap, zijn tijd van dienst.
  • Presidial, [priz`idj'l], Presidiary, [pri[vz]`idj[e]ri], garnizoens {{..., bezettings {{...