Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/880

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

PROCLAIM.


  • Proclaim, [pr[e]kl`e`im], afkondigen, openbaar maken, verspreiden, proclameeren, in staat van beleg verklaren: The ban(n)s were —ed = huwelijksafkondiging had plaats; The county was —ed = het graafschap werd in staat van beleg verklaard krachtens de Peace Preservation Acts (Ierl.); Proclamation, [pr|okl[e]m`e`i[vs]'n], bekendmaking, afkondiging: — of war; To issue a —.
  • Proclivity, [pr[e]kl`iviti], neiging, overhelling; Proclivous, [pr[e]kl`a`iv[e]s], overhellend, geneigd.
  • Proconsul, [prok`ons'l], proconsul, stadhouder; adj. —ar; —ate, [pr[e]k`onsiulit], proconsulschap = —ship.
  • Procrastinate, [pr[e]kr`astineit], uitstellen, verschuiven; Pr|ocrastin`ation = uitstel, traagheid; Procr`a`stin|ator; adj. Procr`a`stinatory.
  • Procreate, [pr`o`ukri|e|it]. telen, voortbrengen; subst. Pr|ocre`ation; Pr`ocre|ative = voortbrengend; Pr`ocre|ator = voortbrenger.
  • Procrustean, [prokr`[a]stj'n]: — bed = bed van Procrustes, [prokr`[a]stîz], bekende roover in Attica, die zijne slachtoffers verminkte of uitrekte tot ze van pas waren voor zijne rustbank.
  • Proctor, [pr`okt[e]], een soort van universiteitsrechter en opziener die met de bewaring van orde en tucht belast is, en uit de Fellows gekozen wordt; procureur (in een geestelijk gerechtshof), afgevaardigde; —ize = roepen voor den Proctor; —ship = waardigheid van Pr.
  • Procumbent, [pr[e]k`[a]mb'nt], liggend.
  • Procurable, [pr[e]kj`ûr[e]b'l], verkrijgbaar.
  • Procuracy, [pr`okjur[e]si], procureurschap, procuratie; Procuration, [pr|okjur`e`i[vs]'n], bezorging (van eens anders belangen of zaken), volmacht, procuratie: —-fee (—-money) = makelaarsloon; —s = geld door de E. geestelijken te betalen in plaats v. het vroeger aan den bezoekenden bisschop of aartsdeken aangeboden maal; Pr`o`cur|ator = procureur, gevolmachtigde: —ship; adj. —y.
  • Procure, [pr[e]kj`û[e]], verschaffen, krijgen, bezorgen: I could — an order for you = zou u wel een toegangsbewijs kunnen bezorgen; I got it through his —ment = bemiddeling, zorg; Procurer, [pr[e]kj`ûr[e]], [pr`okjur[e]], verschaffer, bezorger; koppelaar; Procuress = koppelaarster.
  • Prod, [prod], subst. prikkel, gepunt werktuig, els, prik; verb. prikken, stooten, aanzetten (ook met up).
  • Prodigal, [pr`odig'l], subst. doorbrenger, verkwister; adj. verkwistend, overvloedig: The — Son = de Verloren Zoon; —ity, [pr|odig`aliti], verkwisting, overvloed.
  • Prodigious, [pr[e]d`id[vz][e]s], kolossaal, ongehoord, verschrikkelijk; subst. —ness; Prodigy, [pr`odid[vz]i], wonder, wangedrocht, voorteeken: Youthful — = wonderkind.
  • Produce, [pr`o(`u)djûs], opbrengst, resultaat.
  • Produce, [pr[e]dj`ûs], voortbrengen, veroorzaken, vertoonen, bijbrengen, aanvoeren, overleggen, verlengen: I don't know how many witnesses he offered to — = hij wel zeide er te kunnen bijhalen;