Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/89

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

BARM.


  • Barm, [bâm], gist; —y = schuimend.
  • Barn, [bân], subst. schuur; verb. in eene schuur opslaan (up); adj. tam, huis - -: —-door fowls = pluimgedierte; —-owl = kerkuil; —-stormer = rondreizend acteur; —-yard = erf.
  • Barnaby, [b`ân[e]bi], Barnabas.
  • Barnacle, [b`ân[e]k'l], eendenmossel, klis (fig.); boomgans; —s = neusknijper (voor een paard); lorgnet; martelwerktuig.
  • Barometer, [b[e]r`om[e]t[e]], barometer; Barom`e`tric(al), barometrisch, barometer. . .
  • Baron, [b`ar'n], baron: —s of the Exchequer = vijf rechters, die (voor 1873) belastingkwesties tusschen regeering en onderdaan uitmaakten; — and feme = man en vrouw (jur. en herald.); — of beef = de twee ongescheiden lendestukken van een rund; —s of the Cinque Ports = (tot 1832, veertien leden van het House of Commons, door de Cinque Ports (nl. Dover, Sandwich, Hastings, Hythe en Romney, waarbij later Winchelsea en Rye kwamen) gekozen; —age; —ess = barones; —et = baronet (een baronet heeft, evenals een knight, Sir vóór den doopnaam; de titel van den eerste alleen is erfelijk); The Baronage and the Baronetage of England = alle barons en baronets; —-etcy = titel of waardigheid van een baronet; Bar`onial = van een baron; Barony = baronie; waardigheid van baron.
  • Baroque, [b[e]r`o`uk], subst. en adj. barok.
  • Barouche, [b[e]r`û[vs]]; kales, barouche.
  • Barrack, [b`ar[e]k], barak, keet; —s = kazerne.
  • Barrage, [b`arid[vz]], dam.
  • Barrator, [b`ar[e]t[e]], omkoopbaar rechter; twistzoeker; iemand die barratry pleegt; Barratry, [b`ar[e]tri], het aanzetten tot processen; bedrog door een scheepskapitein gepleegd ten nadeele van de eigenaars, assuradeurs of cargadoors.
  • Barrel, [b`ar'l], subst. ton, vat, loop (van een geweer), cylinder (in een muziekdoos of orgel), spil; trommel (van het oor, van een horloge), romp van paard of koe; verb. inkuipen, in een vat doen; —-bulk = vijf kubieke voet; —-bellied = met ronden buik; —-organ = draaiorgel; —led = in vaten gedaan; Double —led = tweeloops.
  • Barren, [b`ar'n], subst. onvruchtbaar land (dier); adj. onvruchtbaar, droog, onnoozel, waardeloos: —-spirited = onbeduidend; subst. —ness.
  • Barricade, [b|arik`e`id], subst. versperring, hindernis; verb. versperren, beletten.
  • Barrier, [b`ari[e]], barrière, slagboom, grenspaal; verb. afsluiten; —s = krijt; —-reef = koraalrif; — Treaty.
  • Barrister, [b`arist[e]] = — at law, advocaat (pleit alleen, behalve in crimin. zaken, na instructie door een solicitor).
  • Barrow, [b`arou], grafheuvel, hunebed; berrie (= Hand—-), kruiwagen (= Wheel—-); karrevracht; gecastr. beer.
  • Barter, [b`ât[e]], ruilhandel drijven, inruilen, omruilen: To — away = verkwanselen; subst. ruil(handel); —er = handelaar.
  • Bartholomew, [bâth`ol[e]mjû], Bartholomeus; Massacre of St. —