This page needs to be proofread.
PROVISION.
- [pr[e]v`in[vs]'l], gewestelijk, boersch, onbeschaafd; subst. provinciaal; —ism = gewestelijke spreekwijze of spreektrant; Pr|ovinci`a`lity = provincialisme, bekrompenheid.
- Provision, [pr[e]v`i[vz]'n], subst. voorraad, voorziening, voorzorg, voorbereidende maatregel, dekking, remise, bepaling; (—s = mondvoorraad, eetwaren); — verb. van levensmiddelen voorzien (a town, etc.): The —s of this law = de bepalingen; To make — against = maatregelen nemen.
- Provisional, [pr[e]v`i[vz][e]n'l], voorloopig: A — measure = voorloopige maatregel; Proviso, [pr[e]v`a`izou], voorbehoud, beding, bepaling: With (a) — = onder voorwaarde; Provisor, [pr[e]v`a`iz[e]], geestelijke tot een ambt benoemd vóór de houder dood is; de schat-*of hofmeester van een klooster, etc.; provisor; Prov`isory = voorwaardelijk, voorloopig.
- Provocation, [pr|ov[e]k`e`i[vs]'n], prikkel, terging, tarting, beleediging; Provocative, [pr[e]v`o(`u)k[e]tiv], tergend, prikkelend, boos makend; ook subst.; —ness; Provoke, [pr[e]v`o`uk], tergen, aanzetten, verbitteren: Those words —d my anger = maakten mijn toorn gaande; —r; Provoking words = tartende woorden.
- Provost, [pr`ov[e]st], opziener, hoofd, proost van eene cathedraal, voornaamste magistraat in Schotsche gemeenten; provoost ([pr`o`uv[e]st], [pr`o`uvou], [pr[e]v`o`u]): Lord — = titel van de burgemeesters van Edinburgh, Glasgow, Aberdeen, Dundee en Perth; —-marshal, [pr[e]v`o`um`â[vs]'l] = kapitein-geweldiger; —-sergeant = provoost-geweldiger; —ship.
- Prow, [prau], voorsteven, boeg.
- Prowess, [pr`a`u[e]s], moed, dapperheid.
- Prowl, [praul], subst. sluipen, rondzwerven en loeren; — verb. sluipend rondzwerven: To be on the — = de "baan" op zijn; —er.
- Proximate, [pr`oksimit], naast, onmiddellijk: — cause = naaste, onmiddellijke oorzaak; Proximity, [proks`imiti], onmiddellijke nabijheid, nauwe verwantschap; Proximo, [pr`oksim|o|u], de aanstaande maand: The 7th prox^o = de 7e van de volgende maand.
- Proxy, [pr`oksi], volmacht, gevolmachtigde: To give — = procuratie geven; She married by — = met den handschoen, bij volmacht (= —-wedded); —ship.
- Prude, [prûd], preutsche vrouw.
- Prudence, [pr`ûd'ns], voorzichtigheid, bedachtzaamheid; Prudent = voorzichtig, omzichtig, zuinig, spaarzaam; Prudential, [prud`en[vs]'l], verstandig, beraden, wijs: —s = voorzorgsmaatregelen.
- Prudery, [pr`ûd[e]ri], preutschheid.
- Prud'homme, [prud`om], lid van een scheidsgerecht van werkgevers en arbeiders (in Frankrijk).
- Prudish, [pr`ûdi[vs]], preutsch, stijf.
- Prune, [prûn], subst. gedroogde pruim.
- Prune, [prûn], snoeien, besnoeien (fig.), glad, netjes maken; —r; Pruning-hook (-knife, -shears) = snoeihaak (mes, schaar).
- Prunella, [prun`el[e]], zachte, donker-wollen stof; soort van gedroogde pruim = Prunello.