Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/923

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

RATE.


  • Raree-show, [r`êri[vs]|o|u], [r`ari[vs]ou], kijkkast, rarekiek.
  • Rarefaction, [r|êrif`ak[vs]'n], [r|arif`ak[vs]'n], verdunning; Rarefy, [r`êrif|a|i], [r`arifai], ijl, dun maken of worden: They seem to breathe a more rarefied atmosphere than we = een fijnere lucht.
  • Rascal, [r`âsk'l], [r`ask'l], subst. schurk, schelm, mager wild; adj. verachtelijk, mager; —dom, [r`âsk'ld'm], het dievenpak; —ity, [râsk`aliti], [rask`aliti], schurkachtigheid, schelmerij; —lion, [râsk`alj'n], [rask`alj'n], schurk.
  • Rase, [reiz], schaven, schuren langs, uitkrabben, doorhalen, met den grond gelijk maken, vernietigen.
  • Rash, [ra[vs]], subst. huidroos.
  • Rash, [ra[vs]], haastig, snel, overhaast, onbezonnen; subst. —ness.
  • Rasher, [r`a[vs][e]], sneetje, reepje: A — of bacon = dun sneetje spek.
  • Rasp, [râsp], subst. rasp; verb. raspen, afschrapen, krassen, pijnlijk treffen, afschampen (off): He made a —ing attack on the House of Lords = vinnige aanval; —er = rasper, krabber, moeielijk te nemen hek (jacht), driftkop, iets buitengewoons; —y = schor.
  • Raspberry, [r`âzb'ri], [r`azb'ri], framboos; —-bush = frambozenstruik.
  • Rat, [rat], rat; overlooper, onderkruiper (—s! = onzin!) verb. ratten vangen; overloopen, onderkruipen: I smell a — = ik ruik lont; He was —ting for a place = trachtte door onderkruipen een baantje te krijgen; He —ted to a duke = flikflooide; The instances of —ting were not many = van onderkruiperij; —-catcher = rattenvanger; —-snake = Indische, op ratten azende slang; —-tail (—'s-tail) = rattestaart (paardenziekte); —'s-bane = rattenkruid; —-trap = rattenval; —ten = de gereedschappen wegnemen of vernielen om het werken te beletten; posten; —ter = rattenvanger, overlooper; —ty = waardeloos, gek.
  • Ratable, [r`e`it[e]b'l], schatbaar, waardeerbaar.
  • Ratafia, [r|at[e]f`î[e]], rataf(f)ia, soort biscuit.
  • Ratan, [r[e]t`an], riet, rotting.
  • Rataplan, [r|at[e]pl`an], rataplan; verb. trommelen; Rat-a-tat, [r`at[e]t`at], kloppen, kloppend geluid.
  • Ratch, [rat[vs]], slagrad v. een uurwerk, pal = —et: —et-wheel = palrad.
  • Rate, [reit], standaard, prijs, waarde, maatstaf, plaatselijke belasting, tarief, vracht, snelheid, rang, graad, klasse van een oorlogschip: verb. schatten, bepalen; berispen, een standje maken: At a cheap (dear, high) — = voor weinig (veel) geld; The train rushed on at a furious — (At express —) = met woedende vaart (met de vaart van een sneltrein); At any — = in elk geval, tot elken prijs; At the — of five per cent. = tegen 5 perc.; At the highest — of exchange = tegen den hoogsten koers; — of insurance (interest, wages) = premie, rentestandaard, loonstandaard; You must not go on at this — = op deze manier; —s = ge{{peh