Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/934

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

RECORD.


  • generation (Amer.) = hij was in zijn tijd een man van beteekenis; —-office = rijksarchief.
  • Record, [rik`öd], aanteekenen, registreeren, opteekenen, vermelden, als historisch feit overleveren, zingen (van vogels): All the glorious names, —ed in history = in de geschiedenis opgeteekend; Recorder = archivaris, syndicus (de hoogste, door de regeering benoemde rechter in een Borough); registratie-apparaat (telegr.); soort fluit; —ship; Recording-telegraph = druktelegraaf.
  • Recount, [rik`a`unt], omstandig verhalen; [rîk`a`unt], op nieuw tellen.
  • Recoup, [rik`ûp], vergoeden, schadeloosstellen, een verlies herstellen: He —ed his energies in the Giant Mountains = herkreeg; I will — all losses you may incur by it = vergoeden; I lost more than this book is likely to — me for = waarschijnlijk zal opbrengen; I never attempted to — myself for the money spent so unnecessarily = mij schadeloos te stellen voor; subst. —ment.
  • Recourse, [rik`ös], toevlucht, schadeloosstelling: I had — to him = nam mijne toevlucht tot hem.
  • Recover, [rik`[a]v[e]], (doen) herleven, herstellen, te boven komen, herwinnen, herkrijgen, terugvinden, vergoeden, inhalen, bevrijden, redden: To — one's breath = weer op adem komen; To — consciousness = bijkomen; He wanted to — damages = schadevergoeding te krijgen; He could only — second-class expenses = had slechts aanspraak op vergoeding van etc.; To — shipwrecked goods = bergen; He couldn't — health = zijne gezondheid niet terugkrijgen; He —ed his legs = hij kwam weer op de been; He —ed his nerve = herkreeg zijne zelfbeheersching; He —ed his property = kreeg terug; He —ed himself = herstelde zich; He was —ed from the hands of his enemies = hij werd gered of bevrijd; —ab`i`lity, subst. v. —able = herkrijgbaar; subst. —ableness; Recovery = herstel, herkrijging: The patient is past — = hopeloos.
  • Recover, [r|îk`[a]v[e]], opnieuw bedekken.
  • Recreance, Recreancy, [r`ekri[e]ns(i)], lafhartigheid, laagheid, afvalligheid; Recreant, [r`ekri[e]nt], laf, laaghartig, valsch; afvallig; ook subst.
  • Recreate, [r`ekri|e|it], zich ontspannen, vermaken, verlustigen; Recreation, [r|ekri`e`i[vs]'n], ontspanning, afleiding; R`e`cre|ative = opwekkend, ontspannend, versterkend.
  • Recreate, [r|îkri`e`it], opnieuw scheppen; Recreation, [r|îkri`e`i[vs]'n], herschepping.
  • Recrement, [r`ekrim|ent], uitwerpsel, slakken; adj. —`i`tious.
  • Recriminate, [rikr`imin|e|it], eene tegenbeschuldiging inbrengen; Recr|imin`ation = tegenbeschuldiging; Recr`i`min|ative, Recr`i`min|atory = een tegenbeschuldiging bevattend; Recr`i`min|ator = tegenbeschuldiger.
  • Recross, [rîkr`os], nogmaals oversteken.
  • Recrudesce, [r|îkrud`es], weer zeer worden,