Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/95

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

BEARD.


  • tot; To — reference to = betrekking hebben op; To — the repute = den naam hebben; To — a share in = aandeel hebben in; To — sway (rule) = heerschen; To — testimony (witness) = getuigen; To — one's years well = er flink uitzien voor zijn leeftijd; The land —s North by East = ligt; Verb. met voorzetsels en bijwoorden: To — against = leunen tegen, zich richten tegen; To — away = weggaan, (snellen, zeilen), wegdragen (— away a prize); To — down (up)on = losstormen op, aanhouden op, met volle zeilen aankomen op; To — in mind = zich herinneren (It was borne in upon me = het werd me bewust); To — off = wegdragen; To — on = betrekking hebben op, gericht zijn op; To — out = steunen, bevestigen; I will — you out = je getuigenis bevestigen; To — up = dragen, steunen, uithouden, zich goed houden; To — up against misfortunes = moedig dragen; To — with = verdragen; To bring to — = doen gevoelen, laten gelden, laten inwerken op: We shall bring this gun to — on the battery = deze batterij onder vuur nemen; I brought the lesson to — = in toepassing; She brought the scheme to — = voerde uit; — back there! = achteruit! —able = te dragen; Bearer = drager, brenger, toonder, bode, lijkdrager; een boom, die vrucht draagt: Pay to — = te betalen aan toonder; Please send answer by — (= — waits) = antwoord verzocht met brenger dezes; Bearing = het dragen, dracht; houding, optreden; vizierlijn, richting, betrekking, verhouding, invloed: Past — = niet meer vruchtdragend; onvruchtbaar; Beyond — = onverdragelijk; —s = ligging, peiling; wapenschild; The trees are all in full — = bloei; The — of the cape was N. E. = de kaap lag N. O. van ons; This argument has no — on the case = betreft het geval niet; To discuss a question in all its —s = van alle zijden; To bring a person to his —s = zijn positie doen begrijpen; To find one's —s = zich orienteeren; To lose one's —s = de kluts kwijt zijn; To take —s = peilingen doen; poolshoogte nemen (fig.); Armorial —s = wapenschild; —-rein = opzetteugel.
  • Beard, [b`i[e]d], subst. baard; weerhaak; —ed, gebaard, met een staart (astron.); verb. bij den baard trekken, trotseeren, brutaliseeren; —less, baardeloos, jeugdig; —lessness, baardeloosheid, etc.
  • Beast, [b`îst], (viervoetig) dier; redeloos dier; ruw mensch, beest: The — = de Antichrist (Openbaring XIII, 1); Mark of the —; verb. beest maken; —like (= —ly) = dierlijk, beestachtig, buitengewoon; subst. —liness.
  • Beastings, [b`îst|i[n,]z], biest.
  • Beat, [bît], subst. klap, slag, tred, ronde, wijk, dikwijls bezochte plaats; het maatslaan, slag (bij het laveeren); verb. (herhaaldelijk) slaan, kneuzen, beuken, kloppen, stampen, verslaan, opdrijven, doorzoeken,