Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/960

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

RETAKE.


  • my pocket = honorarium (als uitnoodiging om iets te schrijven).
  • Retake, [rît`e`ik], opnieuw nemen of vangen.
  • Retaliate, [rit`alj|e|it], vergelden (upon); subst. Ret|ali`ation; Ret`a`li|ative, Ret`a`li|atory = vergeldend, wraaklustig.
  • Retard, [rit`âd], subst. vertraging; verb. vertragen, tegenhouden, uitstellen; —`ation = vertraging, uitstel; adj. —ative; —er = wie of wat vertraagt.
  • Retch, [ret[vs]], kokhalzen.
  • Retell, [r|ît`el], opnieuw vertellen.
  • Retention, [rit`en[vs]'n], terughouding, vermogen om te onthouden, achterhouding; Retentive = terughoudend, bewarend: He has a — memory = een sterk geheugen; The house was still — of its former state = had iets behouden van zijn vroegeren toestand; subst. —ness.
  • Reticence, Reticency, [r`etisens(i)], stilzwijgendheid, verzwijging; adj. Reticent.
  • Reticular, [rit`ikjul[e]], netvormig, ingewikkeld; R|et`i`culated = netvormig; R|eticul`ation = netwerk; Reticule, [r`etikj|ûl], dameswerktaschje; Reticulum, [rit`ikjul'm], tweede maag der herkauwers; R`e`tiform = netvormig; Retina, [r`etin[e]], netvlies; adj. R`e`tinal; Retinitis, [r|etin`a`itis], ontsteking van het netvlies.
  • Retinue, [r`etinj|û], gevolg, stoet.
  • Retiracy, [rit`a`ir[e]si], afzondering, voldoend vermogen (Amer.); Retiral, [rit`a`ir'l], terugtocht, ontslag; inlossing van een wissel; Retire, [rit`a`i[e]], (zich) terugtrekken, verwijderen, naar bed gaan, heengaan, aftreden, uit de zaken gaan, intrekken: To — from the army (service) = den dienst verlaten; To — from business = zich uit de zaken terugtrekken; To — from the examination = zich terugtrekken; To — from practice = de praktijk neerleggen; I — to my bedroom = ik ga naar mijne slaapkamer; They did not know where to — to = waarheen te gaan; Retired = teruggetrokken, afgezonderd, oud, gepensionneerd, rentenierend: A — baker, Indian Judge, postman; To go on the — list = gepensionneerd worden; On — pay = op nonactiviteitstractement; Retirement = eenzaamheid, afzondering, verwijdering, uittreding, pensionneering; Retiring = (zich) terugtrekkend, bedeesd, bescheiden: He is — rather than shy = meer teruggetrokken dan bedeesd; — allowance = pensioen.
  • Retorsion, [rit`ö[vs]'n]: —s = represaille-*maatregelen.
  • Retort, [rit`öt], subst. scherp, vinnig antwoord; retort; verb. terugwerpen, een scherp antwoord geven: I —ed upon him = ik raakte hem weer, weerlegde hem.
  • Retouch, [r|ît`[a]t[vs]], subst. het retoucheeren; verb. retoucheeren; weer aanroeren: Don't — on the subject; —er; —ment.
  • Retrace, [ritr`e`is], weer naspeuren, opnieuw nagaan, weer óvertrekken (van eene schets, etc.): We —d the events of our lives = gingen weer na; Let us — our steps to the wood = teruggaan naar.
  • Retract, [ritr`akt], terugtrekken, intrekken,