Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/986

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

RUNAGATE.


  • He wanted to — me through the body = mij te doorstèken; He ran through 10,000 pounds = hij lapte er door; My knowledge does not — to that = gaat zoo ver niet; It does not — to footmen with me = zoo ver heb ik het niet gebracht, dat ik er lakeien op na kan houden; The piece was — to its 100th representation = beleefde; The bill ran up till it amounted to 50 pounds = liep op; We shall — up an editorial office for you = een redacteursvertrek voor u gereedmaken, laten zetten; The price of the bread was — up = steeg; To — up against = aanloopen, aanrijden tegen; It ran upon this wise = luidde aldus; —-away, [r`[a]n[e]w|e|i], subst. vluchteling; adj. wegloopend: A —-away horse = dat op hol is; That was a —-away knock = dat was een "deurtjebel"; A —-away match = schaking; A —-as-you-please contest = een wedloop waarbij de deelnemers mogen loopen zooals ze willen; —way = stroombedding, pad, baan, spoor van een dier; —ner = looper, bode, hardlooper, blokkadebreker, smokkelaar, detective, bespieder (van paarden bij wedrennen), bovenste molensteen, onderhout (of kiel) van eene slede; agent voor landverhuizers, handelsagent (Amer.); —ner-up = tweede prijs winnaar; —ning: He is in the —ning for that post = heeft kans; He was out of the —ning when compared with his opponent = zijn tegenstander knikkerde hem royaal van de baan; Death put him out of the —ning = belette hem verder mee te doen; Five times —ning = vijfmaal achtereen; —ning account = rekening courant; —ning fight = gevecht bij een terugtocht; —ning fire = aanhoudend kanon- of geweervuur; —ning hand = loopend schrift; —ning-gear = wielen, assen, etc. van een voertuig; —ning-knot = schuifknoop; —ning power = 't recht om treinen te laten loopen op de lijnen van eene andere maatschappij; —ning rigging = loopend want; —ning-round = fijt (Amer.); —ning title = loopende-, hoofdtitel.
  • Runagate, [r`[a]n[e]g|e|it], afvallige, vluchteling.
  • Rundle, [r`[a]nd'l], sport.
  • Rune, [rûn], runenpoezie.
  • Rung, [r[a][n,]], imperf. en p. perf. van to ring.
  • Rung, [r[a][n,]], sport, planken vloer (schip): On the lowest — of the ladder (fig.).
  • Runic, [r`ûnik]: — letters; — knot = runenknoop.
  • Runlet, [r`[a]nl[e]t], klein stroompje (ook: Runnel); vaatje (18 à 18-1/2 gallons = ± 81,784 L.).
  • Runnet, [r`[a]net]. Zie Rennet.
  • Runnymede, [r`[a]nim|îd], weide op den zuidelijken oever van de Theems, waar John Lackland (1215) de Magna Charta verleende: He had to go to — = hij moest zoete broodjes bakken.
  • Runt, [r[a]nt], dwergdier, dwerg, duivensoort.
  • Rupee, [rup`î], O.-I. munt, vroeger = f 1,20, thans ± f 0,70; He was shaking the — tree = hij verdiende geld als water.
  • Rupert, [r`ûp[e]t], Rubrecht: (Prince) —'s drop = glastranen.