Page:Religious Thought in Holland during the Nineteenth Century James Hutton Mackay.djvu/10

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page has been proofread, but needs to be validated.
xiv
PREFACE

I close with some words of Christiaan Sepp—one of my earliest guides in this field—which he found quite reconcilable with a conviction of the imperative need, for the sake of the Church, of clearness and definiteness in the science of Dogmatics—the science of the Faith of the Church: “Mijn blik heeft gerust op vele en velerlei menschen en boeken, meeningen en rigtingen. Ik heb het weer duidelijk leeren inzien, dat wij menschen niets scheppen, niets voortbrengen, en de eewige waarheid die uit U is, mijn God! door ons schlechts in gebrekkigheid van klanken kan worden uitgesproken en in onvolkemenheid van denkvormen voorgedragen. Ons denken is phantaseeren; Uw denken is doen. Wij slijten, wij verouderen, wij vergaan; ’t schijnt wel in deze eeuw als met versnelde vaart. Menschen en meenigen gaan ras voorbij! Het getimmerte van onze stelsels valt ineen! Uw gebouw, de kerk Uws zoons, wel staat zij vast!”

Fochabers, August 28, 1911.