Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/111

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

95 Zoo als i k bad, bad nooit tot God een tweede. Hij was tevreden E n zei: „ „ruk Nu Servië in. Neem dat als onderpand. Dood zooveel moog'lijk. Dat 's Gods hand."" De Sultan ging toen aan de Dardanellen Zijn schepen tellen. Hij dacht „De God van Duitschland heeft een sterke macht." De Sultan heeft met Bethmann saam gebeden, God was tevreden. En zei: „„slacht Grieksch-Katholiek en Roomsch en Protestant Ter eere van Mohammed. Dat 's Gods hand."" De President zei: „vrienden, draagt de tijden Van hoon en lijden Met mij. Straks is ons bitterst levensjaar voorbij Wij hebben voor gerechte zaak gestreden . W i j wilden vrede, Oorlog zij! Want schaamtloos vielen i n 't onschuldig land De wilde horden. Sneuvelt! of houdt stand!" Hoog op de duinen staat een blonde Koning; Hij heeft geen woning; Zijn rijk Werd aan een dorre woestenij gelijk. Als een vervloekt aan Satan cijnsbaar Eden, Ligt het vertreden; Handvol slijk En smalle kuststrook hield hij van zijn land; A l 't andere is geknecht, verpuind, verbrand. Hij leerde goed, wat hem zijn bijbel leerde. Hij bidt. Hij keerde 't Gelaat Niet naar rumoer van marktplein en van straat, Maar tot der hemelen hooge onmeetlijkheden... Hij heeft gebeden En hij gaat, Waar zich de smart op zijn gelaat ontspant, Tot zijn arm volk, troostende lichtgezant. FRANS BASTIAANSE.