Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/123

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

107 Jack of Karl, die thuis zoo knusjes Met zijn broertjes samenzat, Steeds iets meebracht voor zijn zusjes, Als hij thuiskwam, uit de stad... Kijk, daar staat hij, d'arme jongen... Stil!... nou moet je handig zijn... Steek 'm daar... net naast z'n longen!... Mooi!!... hij kronkelt zich van pijn! Prik 'm nog eens!... Kijk 'm spartelen!. Hak z'n voet af!... of z'n hand!... Lekker eiglijk wel, dat martelen...! 't Mag nu. 't Is voor 't Vaderland!! Dood je er één — je wordt bewonderd, Tien — dan krijg j' een lintje thuis, Maar verzuip j' 'r zestienhonderd, Dan verdien je 't IJzeren Kruis. Ja, 't was „schitterend", dat erken ik, Zestienhonderd! Hoor je 't wel? Zelfs 't vergaan van de Titanic Was hierbij maar kinderspel. Hoor ze jammeren... huilen... Luister! Hijgend, hunkrend naar wat lucht, Tot ze zinken naar het duister, Met een laatste droeve zucht... Hoort! De maar' verkondigt luide: „Zestienhonderd tegelijk!!" En een jubelende Freude Spreidt zich over 't gansche rijk. Al de Hoofden van de Staten, Keizer, Koning, President, Tsaar, Ministers, Diplomaten, Uit het Witboek welbekend,