Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/149

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

133 4. D'R KOMEN NETTE LUI! „K.V. Het Nederlandsen Tooneel. Directeur dr. Willem Royaards. Heden avond Een Mid-zomernachtsdroom. Met het oog op de aanwezigheid van den Amerikaanschen gezant en een groot deel van de Amerikaansche kolonie als gasten van den heer J . T. Cremer, avondtoilet beleefd verzocht." —* Adv. Hbl.

Wij kunnen ons niet kleeden; Me dunkt, dat staat wel vast, We zijn al heel tevreden, Als 't maar zoo'n beetje past; Wien Neerlandsch Bloed door d'aadren vloeit, negeert zijn kleerekast. We dragen slechte pakken, En alle snit is zoek, De kraag dreigt ai te zakken, De jas hangt als een doek, En dan geen vouw, maar dikke, bolle knieën in de broek. In 't buitenland daar kun je Je landgenoot direkt Herkennen aan de plunje, Die 't logge lijf bedekt, Iets, dat — ik zeg 't er daadlijk bij — ons niet tot schande strekt Een rokpak aan te trekken Maakt ons een week ontstemd, Met onze dikke nekken, In 't hooge boord geklemd, Verzetten w' ons hardnekkig tegen 't stijve overhemd. En gaan we naar 't theater, Al is 't op 't Leidsche Plein, Bij kunst van 't eerste water, We kleeden ons niet fijn, Omdat w' er in ons boezeroentje zoo genoeglijk zijn. Maar nu de hooge oomes Verschijnen, naar men weet, Nu heeft de Major Domus, Die Willem Royaards heet, Verordineerd: we moeten komen in ons statie-kleed! In 't glorie-rijk Verleden, Toen was 's lands wijs 's lands eer, Het holle, Haagsche Heden Erkent die leus niet meer, En voor een nette vreemdeling verkleeden w' ons als heer.