Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/150

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

134 5. PRELUDIUM. Gedicht bij het zien van Leo Gestel's Symbolische klankfiguratie „De zwart-en-wit geknakte Gladiolenhaven", Compositie in kleur. „Geen kunst kan meer zijn, dan preludium van de vrerk'iïjkheid." Philip Metman.

Daar, waar de kleuring klaart, in 't zeevert' stralen, En nederop-waart laait in glavren gloed, Daar slinkt een schuchtre schijn, als bluschloos bloed, Wijl goud-visioenen door d' ontscheemring dwalen. Zal steeds de purpren stem, die sidd'rend woedt, In barnend' aemecht strak, schoor-prangend pralen? En wolkt mijn ziel in d' almadijnen vloed, Door 't lydolagd weerkaatst, in mid-nachts-dalen? Ik duchte 't duister nauw, schoon d' ucht-nacht daagt, Zoo leg ik 't speurend oor aan 't kleurterzet, Wen 't mij heur boezem biedt, waar 'k smachtend nestel... Aanhoort dan 't antwoord zacht, waar 't zielsvuur vraagt: Wanneer j' 'n woord begrijpt van dit sonnet, Dan snap je ook 't fijne van de kunst van Gestel. 6. HOLLANDSCHE HUMOR. Gerijmd na het zien van een beroemd product van vaderlandschen geest.

Waarom zou je je vermoeien, En je kostbren tijd verknoeien, Om een geestig stuk te schrijven, Laat het ongeschreven blijven! Humor is volstrekt niet noodig, Geestigheid is overbodig. Onze goede vaderlanders Zijn wat zwaar. Het is niet anders. Wil je ze genoegen schenken, Laat ze dan vooral niet denken, 't Grootst succes kun je behalen, 't Luidst applaus, de volste zalen, Lachen, juichen, stampen, klappen, Door de allerlaagste grappen, 'k Zal je eens wat moppen zeggen,