Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/167

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

151 9. LOFRIJM OP D E P R I K K E L I D Y L L E N . * ) Nu zing ik de lof van de Prikkel-Idyllen, Hoewel ik gewoonlijk meer houd van bedillen, Een ieder zijn meug heeft, en smaken verschillen, Nu zing ik de lof van de Prikkel-Idyllen. E n hun, die hun tijd en hun duiten verspillen Aan al die dolzinnige drama-paskwillen, Aan Holmessen, Carters en Buffalo-Billen, Die rillend genieten, genietende rillen, Niet ophouden kunnen, al zouden ze willen, Er stapels van koopen, te zwaar om te tillen, Hun roep ik het toe: leest de Prikkel-Idyllen! Of zijt ge soms een van die stiekeme stillen, Die leest i n 't geniep van het levendig villen, Van moorden, van branden, van snikken, van gillen, Van 't rammelend rif, van het graf, van het kille, Van zuchten zoo zachte, van schreeuwen zoo schrille, Dat ieder, die 't leest als een riet staat te trillen, Van oogen die puilen, van wonden die lillen, Van gruwzame ouders, die kinderen drillen In 't listig vermommen met pruiken en brillen — Leest, leest, en geneest door de Prikkel-Idyllen! Zoo zeker als hoest door laurier of camillen, E n alles geneest door de Holloway-pillen, Zoo vindt gij uw heil bij de Prikkel-Idyllen!

  • ) „Prikkel-Idyllen" door Cornelis

Bussum.

Veth.

Uitg.

C. A . J . van Dishoeck,