Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/273

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

257

Van al die wufte, woelenden, Die juichenden en joelenden, Die vaag en vluchtig voelenden Daar dwarrelend langs de ree — Van al die menschen, luid en druk Als m een bont spektakelstuk, Die vreugd verwarren met geluk — Wie kijkt er naar de zee? 5. SNEEUW-DAG IN DE DUINEN. Ziinde de bertode o v e r g i n g e n van een eenvoudig wandeiaar in

z i j

»

'J^

Der duinen zachtgebogen vormen Dekt nu de koele blanke laagEen golvenzee, verstard na stormen, Uelijkt mijn duinenland vandaag. Zoo zal mijn geest zich ook verstillen, Als alle vlammen zijn gebluscht van veel verlangen, wenschen, willen En vrede wederkeert, en rust. ' Alleen het bruin der naakte boomen Verbreekt het witte winterdek, En bij de verre duinezoomen Nog hier en daar een blonde plek. Ik houd den adem in, en luister; Hier wordt geen enkle klank gehoord, Geen voetstap dreunt, geen windje ruischt er, Geen stemme die de stilte stoort.' Geen kwekkend groepje stedelingen, Van sigarettenrook omwalmd Die operette-deunen zingen, Van schorre kelen uitgegalmd. w ^' ' w« ^ggen, Wat hu van wind en weder weet Geen gids, die mij precies kan zeggên Hoe elke weg en duintop heet ' G e

e

m a a t

d i e

m

u i t

0

17