Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/277

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

261

8. BELLO, D E TREKHOND, dien Charivarius, na wat afdingen, voor ƒ 7,50 kocht van een hondenbeul.

Bello, heb je zoo geleden? Arme kerel, kom eens hier. Zoo. Zoo. Ben je nou tevreden, Mager, afgejakkerd dier? 'k Heb je lekker laten wasschen Van de modder en de mest; Ja, je hield niet van dat plassen! Maar 't was voor je eigen best. O, je baas was wel venijnig, Treurig leven was je deel; Eten kreeg je veel te weinig, Schoppen kreeg je'veel te veel. Nou begint een ander leven, Zonder zorgen of verdriet; 'k' Zal je goed te eten geven, Schoppen, kerel, krijg je niet! Rijst, en velletjes van worstjes — Zeg, bevalt je dat menu? Aardappels en zoo, en korstjes, Goed gedrenkt i n lekkere jus. 'k Zal je wel eens dikwijls fuiven, — Nee, niet likken! Dat vin' 'k vies — Op verrukkelijke kluiven; Graten niet. Die zijn voor Mies. 'n Enkele keer een stukje lever Door je droge hondebrood — En je dankt den milden gever Met een extra-zware poot. Uren zuil' we samen wandlen, A l maar keuvlen met mekaar, E n van allerlei behandlen; Ik vertel. Jij luistert maar.