Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/30

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

14 Dan staan daar de dagjeslui uit de stad, In Zondagsch tenu, allerfijnst, allerchicst, Te kijken naar 't ploeteren in zee, in 't bain mixte. Die menschen nu dienen toch ook wel te weten, Hoe verdienstelijk ik ben, en ik zal niet vergeten, Mijn lintje op mijn zwembroek te spelden, op z i j ' Met een veiligheidsspeldje, schuinsch-links, bij mijn dij. Ach, konden de lintjes zich uiten in woorden, Dan wed ik wat, dat we heel duidelijk hoorden: „Mijn baas is verdienstelijk, verkondigt het luid: Verdienstlijk, en tevens, — een ijdeltuit!" 14. D E NETTE MENSCH SPREEKT. T « ? * 1 w w f 7 £ ï %™ " 8 « « een vermogen van ƒ 26.000. Toen zij stierf liet zij een vermogen na van 8 millioen." Belasting-discussies. e Z

l a

B

a a n K e s l a

e n

n

Ik ben een net mensch, en ik houd niet van liegen, Ik zie in onwaarheid, i n draaien, bedriegen, Iets schandlijks, en soms iets gevaarlijks; Maar als ik moest liegen omtrent mijn vermogen, Dan heb ik mijn leven lang altijd bedrogen, Dan lieg en bedrieg ik nog jaarlijks. Oprechtheid en eerlijkheid, waarheid is heilig! Bij mij zijn je geld en je goederen veilig, Bij mij vliegt er niemand „gemeen i n ; " Maar vragen douanen me naar mijn sigaren, Dan lieg ik met smaak om wat geld uit te sparen, Och nee, zeg, daar zie ik zoo geen been in. Ik geef ook het voorbeeld aan vrouw en aan kindren, Ik houd het hun voor, en ik leer het mijn mindren, Dat waarheid mijn Leidstar, mijn Bruid is; ' Maar „Jaantje, meid, luister. Dit is mijn verlangen: Zeg nooit, als men komt: „meneer kan niet ontvangen," Zeg altijd, Jaan, „dat meneer uit is." O, wees toch oprecht, mijn lief tienjarig zoontje, Kastanjebruin kind, met je blozende koontje, En een aartje (goddank!) naar je vaartje! O, blikk' uit uw oog slechts de waarheid ons tegen...