Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/35

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

19 Door geen aardsche macht gestuit, Jantje rinkelt, klein maar dapper, Boven al het praten uit: Telkens weer dat zelfde stukkie, Telkens weer die zelfde dreun Telkens weer dat zelfde stukkie, Telkens weer die zelfde dreun „Hè, speel nou nog 's dat stukkie Voor de jaardag van je pa!" Jantje draait wat op zijn krukkie, E n hij denkt 's even na „Nee, dat kan ik niet meer spelen, En ik von d'r ook niks an. Dit nog eens? 't Kan mijn niet schelen." „Goed; Dan dit nog maar 's, Jan." Dan begint weer 't zelfde stukkie, Weer die zelfde nare dreun Weer dat griezelige stukkie, Weer die liederlijke dreun En ik hoor 't weer binnen zweven Op de golven des geluids Heel die gruwel van mijn leven Wicht, je tingelt me pro-Duitsch!! En ik wil u wel vertellen, — 't Klinkt niet vrindlijk of beleefd — Maar dat kan ik u voorspellen: Als hij eens zijn vrijheid heeft, En, ontgroeid aan moeders zorgen, Kalm zijn eigen weg mag gaan, Zult u 'm op een goeien morgen Bij het rammelhout zien staan; A l zijn notenboe ken kwakt ie In de verste rommelhoek, En het klavecimbel smakt ie Dicht — voor eeuwig. Met 'n vloek. Want hij denkt aan al die uren, Die hij weggesmeten heeft, En 't zal heel wat jaren duren, Voor hij u uw schuld vergeeft! — Wie een huis gaat meubileeren Voor zijn burgermans gezin, Wat ie daar ook kan ontberen — Een piano moet er in.