Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/81

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

65

Ach, bestreeft U met elkandren, Keizer Wilhelm trouw ten Dood, Ons almalig om te andren, Duitsch te maken, Pruisisch — groot. Schade, dat niet langst in dezen Oorde klinkt de Wacht aan Rijn! Achl dat waar te schoon gewezen, Ach! dat heeft niet zullen zijn! Met begeesteringsvolle Wijding U ontledigend van Uw Taak, Teigt G' in d' Omslag van Uw Tijding Schoon Uw Duitschen Hoog-gesmaak. Maar schrijft: „Tukomst" — dat verstaat zich Doch om zoo veel beter, ziet: D' „oe" van „Toekomst" immers laat zich Lezen: „ö", als: „Goethe", niet? Ja, 'k verloof m' U in te laden, ('k Hoop 'k mij niet te gek beneem?) Tuisch den naam om, laat u raden, Heet 't ten Bijspel hm: „Daarheem"! Ach, Uw werk is lievenswaardig, En gevallig ied'ren Pruis, Uiterdien bestemd grootaardig, Keizer! schik hun 't IJzeren Kruis! 'k Vrees mij slechts door andre Proffen, Schrijvers in Onze Eeuw of Gids, Wordt naast Uw Vereen van — Daargesteld een „Club" (pro-Britsch). En 'k verwacht zoovoort niet anders Als dat hier straks even goed d' Oorlog tusschen Nederlanders Zooals nu i n 't Uitland, woedt 5