Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1130

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

SUABILITY.


  • Suability, [siû[e]b`iliti], vervolgbaarheid; Suable, [si`û[e]b'l], vervolgbaar (in civiele zaken).
  • Suakin, [sw`âkin].
  • Suave, [sweiv], [swâv], vriendelijk, minzaam, goedig; subst. Suavity, [sw`aviti].
  • Sub, [s[a]b] (= `S`u`baltern, `S`u`bordinate, `S`u`bstitute); in samenst.: eenigszins, zoowat, onder, lager dan, sub; —agent; —beadle = onderpedèl; —committee; —deacon; —dean; —-distinction; —-editor = tweede redacteur; —-genus = onderverdeeling; —governor; —-lieutenant = 2e luitnt. = Second l.; —-order = onderverdeeling; —prior = onderprior; —rector = conrector; —-species = tweede soort; —-title; —-treasury = depart. v. financiën van sommige Amer. steden; —-*tutor = ondermeester; —-variety = tweede variëteit; Zie verder de afzonderlijke artikelen.
  • Subacid, [s[a]b`asid], zuurachtig, bijtend, scherp; ook subst.
  • Subacrid, [s[a]b`akrid], tamelijk scherp.
  • Subaerial, [s[a]b[e]`îri[e]l], onder de lucht.
  • Subah, [s`ûb[e]], provincie (Indië); Subahdar, [sûb[e]d`â], [s`ûb[e]d|â], gouverneur eener provincie; inlander met kapiteinsrang.
  • Subalpine, [s[a]b`alp(a)in], onderaan de Alpen.
  • Subaltern, [s`[a]b'lt|[^a]n], [s[a]b`ôlt[e]n], subst. en adj. ondergeschikt (ambtenaar of officier onder den rang van kapitein); —ate, [s|[a]b[e]lt`[^a]nit], ondergeschikt, opvolgend, afwisselend.
  • Subaquatic, [s|[a]bekw`atik], Subaqueous, [s[a]b`e`ikwi[e]s], onder het water (gevormd, levend).
  • Subaxillary, [s|[a]b`aksil[e]ri], onder den oksel.
  • Subclavian, [s[a]bkl`e`ivj'n], onder het sleutelbeen.
  • Subconscious, [s[a]bk`on[vs][e]s], half bewust.
  • Subcostal, [s[a]bk`ost'l], onder de ribben.
  • Subcutaneous, [s|[a]bkjut`e`ini[e]s], onderhuidsch: —syringe = injectiespuitje.
  • Subdivide, [s|[a]bdiv`a`id], onder verdeelen; Subdivisible, [s|[a]bdiv`izib'l], onderverdeelbaar; Subdivision, [s|[a]bdiv`i[vz]'n], onderafdeeling.
  • Subdue, [s[a]bdj`û], onderwerpen, onderdrukken, ten onder brengen, overwinnen, temmen, kastijden, verzachten, omwerken: —d humour = ingehouden humor; —r = overwinnaar, onderwerper.
  • Suberic, [siub`erik]: — acid, kurkzuur; Suberose, [si`ûb[e]r|o|us], Suberous, [si`ûb[e]r[a]s], kurkachtig, zacht, elastisch.
  • Subjacent, [s[a]bd[vz]`e`is'nt], dieper gelegen.
  • Subject, [s`[a]bd[vz][e]kt], subst. onderdaan, onderwerp, thema, cadaver, patient, medium; adj. onderworpen, blootgesteld, vatbaar, onderhevig, genegen: I approached the — with great predilection = vatte de taak op; To dwell on a — = er bij stilstaan; — to his approval = afhankelijk van zijne goedkeuring; — to fits of anger = opvliegend; — to my order = te mijner beschikking; To hold — to a person = ter beschikking houden; —-matter = onderwerp van gedachte of gesprek, stof.
  • Subject, [s[e]bd[vz]`ekt], onderwerpen, blootstellen; Subjection = onderwerping, afhankelijkheid: To bring to —; Subjective