Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/26

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

ADMIT.


  • Adjourn, [[e]d[vz]`[â]n], uitstellen, verdagen, schorsen; zich begeven: The meeting was —ed; The meeting —ed for lunch; The company —ed to an ante-room = begaf zich; —ment, verdaging; verplaatsing; He moved an —ment to the ladies = stelde voor zich te begeven naar.
  • Adjudge, [[e]d[vz]`[a]d[vz]], toewijzen; oordeelen; subst. Adjudgment = Adjudication.
  • Adjudicate, [[e]d[vz]`ûdik|e|it], berechten, toewijzen, rechtspreken (on = over): He was —d (a) bankrupt = hij werd failliet verklaard; Adj|udic`ation = toewijzing, uitspraak: — of bankruptcy = faillietverklaring; — order = faillietverklaring; Adj`udic|ator = scheidsrechter.
  • Adjunct, [`ad[vz][a][n,]kt], subst. aanhangsel, toevoegsel, toevallige eigenschap; adjunct; adj. verbonden, vereenigd; Adj`u`nction, toevoeging; Adj`u`nctive, toevoegend.
  • Adjuration, [|ad[vz]ur`e`i[vs]'n], plechtige eed, dringende bede, eedsformule; Adj`uratory = door een eed gestaafd; Adjure, [[e]d[vz]`û[e]], bezweren; Adj`urer, Adj`uror = beëediger.
  • Adjust, [[e]d[vz]`[a]st], geschikt maken, in orde brengen, afwikkelen, beslechten; —able: —able chair = verstelbaar; —er, ijker; —ing-screw = stelschroef; —ment = schikking, ijking.
  • Adjutancy, [`ad[vz]ut'nsi], adjudantschap; Adjutant, [`ad[vz]ut'nt], adjudant; soort vogel; Adjuvant, [[e]d[vz]`ûv'nt] of [`ad[vz]uv'nt], helpend, bevorderlijk; subst. helper, hulpmiddel.
  • Administer, [adm`inist[e]] (|Adm`i`nistr|ate) besturen, beheeren, executeeren, verschaffen, toedienen: To — an oath = afnemen; To — the law = rechtspreken; Administr`ation = beheer, toediening, ministerie; Adm`i`nistr|ative = administratief, bevorderlijk; Adm`i`nistr|ator, of |Administr`ator, administrateur, executeur (v. een intestate); vr. Adm`i`nistr|atrix.
  • Admirability, [|admir[e]b`i`liti], bewonderenswaardigheid; Admirable, [`admir[e]b'l], bewonderenswaardig; subst. —ness.
  • Admiral, [`admir'l], admiraal, admiraalschip; —ship, admiraalschap; —ty = de admiraliteit; het admiraliteitsgebouw: —ty Court = Oud Gerechtshof voor alle zaken, die met de scheepvaart in verband staan; thans overgebracht naar de Admiralty Division of the High Court of Justice.
  • Admiration, [|admir`e`i[vs]'n], bewondering: She performed to — = speelde wondermooi; Note of — = uitroepteeken; Admire, [|adm`a`i[e]], bewonderen; —r = bewonderaar.
  • Admissibility, [|adm|isib`i`liti], toelaatbaarheid, aannemelijkheid; adj. |Adm`i`ssible; Admission, [adm`i[vs]'n], toegang, toegeving, installatie, entrée: Free — = vrije toegang; —-fee = toegangsprijs.
  • Admit, [adm`it], toelaten, toestaan, toegeven, erkennen: I — it = erken; It —s of no excuse = het laat zich niet verontschuldigen: To — of no change = geen verandering ondergaan; This ticket will — two persons = geldt voor; subst. —tance: No — = verboden toegang; No — except on business = verboden toegang