Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/354

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

ENDYMION.


  • einde is niet te voorzien; There's an — of the matter = daar is de zaak mee uit; At an — = ten einde, uit; At the — = ten slotte; At one's wit's (wits') — = ten einde raad; In the — = bij slot van rekening; No — = vreeselijk, erg, enorm: No — of a fool (fun, a row, time) = een groote dwaas (veel, hoogloopend, zeer veel); For a fortnight on — = veertien dagen aan één stuk; This train runs 80 miles on — = zonder stoppen; His hair stood on — = was te berge gerezen; To no — = vergeefs; To this — = met dit doel; World without — = van eeuwigheid tot amen; To come (draw) to an — = afloopen; He cannot make both —s meet = hij kan niet rondkomen (vergel. Joindre les deux bouts); He put an — to it (to himself) = maakte er een einde aan (aan zijn leven); He roamed to the —s of the earth = zwierf tot de uiterste grenzen der aarde; All's well that —s well = eind goed, al goed; —-all = slot, einde voorgoed; —ing = einde, uitgang; —less = eindeloos; subst. —lessness; —long = rechtuit; —most = laatst, uiterst; —ways, —wise = overeind, rechtop, in de lengte.
  • Endanger, [[e]nd`e`in[vz][e]], in gevaar brengen, aan schade blootstellen.
  • Endear, [[e]nd`î[e]], bemind of dierbaar maken; —ing, dier, lief: —ing terms = lieve namen of woorden; —ment = toegenegenheid, teederheid, bekoring.
  • Endeavour, [[e]nde`v[e]], subst. poging, inspanning; verb. pogen, trachten.
  • Endecagon, [[e]nd`ek[e]g|on], elfhoek.
  • Endemic, [[e]nd`emik] (= —al), subst. endemie, locale ziekte; adj. inheemsch, endemisch.
  • Endirons, [`end|a|i[e]nz]nz]?], standaards waarin het spit draait, of die dienen om de houtblokken te steunen.
  • Endive, [`endiv], andijvie.
  • Endocardium, [|end[e]k`âdj'm], binnenste hartvlies; |Endocard`itis = hartvliesontsteking.
  • Endogamy, [[e]nd`og[e]mi], huwelijk onder de leden van denzelfden stam; adj. Endogamous: — marriage.
  • Endogastritis, [|end[e]gastr`a`itis], maagvliesontsteking.
  • Endorse, [[e]nd`ös], endosseeren, in omloop brengen, bevestigen, onderschrijven: These typewriters are —d as the best = verklaard de beste te zijn; |Endors`e`e = iemand aan wien een wissel, etc. geëndosseerd is; —ment = endossement, giro, bevestiging; End`o`rser = endossant.
  • Endow, [[e]nd`a`u], begiftigen, doteeren; —er = schenker; —ment = huwelijksgift, schenking, dotatie; talent, gave.
  • Endue, [[e]ndj`û], aantrekken, bekleeden met.
  • Endurable, [[e]ndj`ûr[e]b'l], verdraaglijk; Endurance, [[e]ndj`û`r'ns], duur, voortduring; lijden, lijdzaamheid, geduld, uithoudingsvermogen; Endure, [[e]ndj`û[e]], duren; verdragen, dulden, uithouden: He was very enduring = kon het lang uithouden.
  • Endymion, [[e]nd`imi[e]n]; Eneid, [`îni|id], de Eneïde.