Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/399

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

FELLY.


  • —ship = collegialiteit, kameraadschap; Rule of —ship = gezelschapsrekening; —-soldier = krijgskameraad; —-traveller = medereiziger.
  • Felly, [f`eli], velg.
  • Felon, [f`el'n], subst. misdadiger; fijt; adj. kwaadaardig, verraderlijk, wreed; —'s dock = beschuldigdenbank; —ious, [f[e]l`o`unj[e]s], snood, boosaardig, misdadig, met voorbedachten rade; —y = zware misdaad.
  • Felt, [felt], subst. vilt(en hoed); verb. met vilt bedekken, tot vilt maken; imperf. van to feel.
  • Feltre, [f`elt[e]], ouderwetsch borstharnas van vilt.
  • Felucca, [f[e]l`[a]k[e]], feloek (schip).
  • Felwort, [f`elw[â]t], swertia, gentiaan, bitterwortel.
  • Female, [f`îmeil], subst. vrouwtje, wijfje; vrouwelijke plant, vrouwspersoon; adj. vrouwelijk: — die = holle stempel, waarin de male die geslagen wordt; — rhymes, — rimes = rijmen met ongeaccentueerde lettergr-eep op het einde, bij v. gevenleven; - screw = moerschroef; -- woman = teere, zwakke.
  • Feme, [fem],: — covert = gehuwde vrouw; — sole = ongehuwde vrouw.
  • Feminine, [f`eminin], vrouwelijk, zacht, teeder, verwijfd: — gender = vrouwelijk geslacht; Femin`i`nity = vrouwelijkheid, de vrouwen; F`e`minize = verwijfd maken, verweekelijken.
  • Femoral, [f`em[e]r[e]l], dij - -; F`emur = dijbeen.
  • Fen, [fen], moeras, moerasland; —-berry = veenbes; — colonies = veenkoloniën; —-duck = soort v. wilde eend; —-fire = dwaallichtje.
  • Fence, [fens], subst. heg, omheining, beschutting, het schermen, handigheid (in 't debat), heler; verb. omheinen, beschutten, verdedigen, versterken, schermen, pareeren; uitvluchten maken: To be (ride, sit) on the — = eene afwachtende houding aannemen; She rushed at her —s = zij vloog naar de beschermde plaats, stelde zich te weer; To — a question = pareeren, ontwijken; He studiously —d round the points = hij ontweek opzettelijk de kwestie; —-month = gesloten jachttijd (van 9 Juni-9 Juli); —r = schermer, goed springpaard; Fencible, [f`ensib'l], verdedigbaar: The —s = soort landweer; Fencing, [f`ensi[n,]], materiaal voor eene schutting (Amer.); schermkunst, handig debat: —-foil = degen; —-gloves = schermhandschoenen; —-pad = borstleder (van den —-master = schermmeester).
  • Fend, [fend], verdedigen, afweren: Let us leave him to — for himself = laat hij zichzelf verdedigen, zien te redden.
  • Fender, [f`end[e]], hek voorlangs den haard of de daardoor ingesloten ruimte; stootmat, kurkenzak, wrijfworst (scheepst.).
  • Fenian, [f`înj'n], lid van een in 1857 te New-York opgericht geheim Iersch verbond voor het bevrijden van Ierland; ook adj.; —ism = Fenianisme.
  • Fennel, [f`en'l], venkel.
  • Fenny, [f`eni], moerassig.