This page needs to be proofread.
FORE.
- lijk vermogen; By main — = met geweld; The scouts reported that they had discovered the enemy in — = in grooten getale; To be of — = van kracht; The law will come into — (be enforced) very soon = de wet zal spoedig tot uitvoering komen; That must follow of — = dat moet er noodzakelijk uit voortvloeien; I discovered where his — lay = wat zijn "fort" was; To — along = voortdrijven, meeslepen; To — back = terugdrijven; To — down the throat = doen slikken; His sword was —d from his hand = aan zijne hand ontwrongen; He —d that word into a new meaning = gaf eene gedwongen nieuwe beteekenis aan; He —s a passage of Macaulay into his service = hij sleept er eene passage van M. (als eene bewijsplaats) bij de haren bij; They were —d out = met geweld verjaagd; The ministers —d the queen's hand = dwongen {{... zoo te handelen; —-meat = gehakt (en sterk gekruid) vleesch; —-pump = perspomp; —d = gedwongen, gekunsteld; getrokken; subst. —dness; —ful = krachtig; —less = krachteloos.
- Forceps, [f`öseps], tang voor chirurgen (dentisten).
- Forcible, [f`ösib'l], krachtig, gewelddadig, hevig, onstuimig, indrukwekkend: — entry and detainer = gewelddadige inbezitneming (Jur.); —-feeble, subst. iemand, die een schijn van kracht ontwikkelt; adj. gemaakt of slechts schijnbaar krachtig; subst. —ness.
- Forcing, [f`ösi[n,]]; —-house = broeikas; —-pump = perspomp.
- Forcipitate(d), [fös`ipit|e|it(id)], tang- of schaarvormig.
- Ford, [föd], subst. doorwaadbare plaats (v. eene rivier), stroom; — verb. doorwaden; —able = doorwaadbaar.
- For(e)do, [föd`û], verwoesten, vernietigen, overwinnen, uitputten.
- Fordyce, [f[e]d`a`is].
- Fore, [fö]; adj. vooraan, voor, vooraf; adv. vooraan: To the — = naar voren toe, gereed, aanwezig, nog levend; He came to the — = kreeg naam; He is well to the — = hij heeft veel naam; — and aft = de geheele lengte v. het schip; —arm, subst. voorarm; —arm, [fô-`âm], vooraf wapenen; —warned, —armed = eenmaal gewaarschuwd maakt dubbel voorzichtig; —bode, [föb`o`ud], voorspellen, een voorgevoel hebben van; —boding = voorgevoel; —-brace, —-bits = betingen der fokkebrassen; —-bow = zadelknop; —-cabin = voorkajuit; —cast = voorspelling, voorziening: The weather —cast = weervoorspelling; —cast, [fök`âst], voorspellen, vooraf berekenen, ontwerpen; —castle, [f`o`uks'l], bak (op een schip tusschen den voormast en den boeg); —close, [fökl`o`uz], tegenhouden: To —close a mortgager = een hypothecair schuldenaar het recht op terugverkrijging van zijne bezittingen ontnemen; —closure = ontneming van dit recht; —doom, [föd`ûm], veroordeelen, doemen: The attack was —doomed to failure; —elder =