Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/442

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

FURIOSITY.


  • houder; —ed debt = staatsschuld, die de regeering niet op een bepaalden tijd behoeft af te lossen; —ing-system = amortisatie-stelsel
  • Fundament, [f`[a]nd[e]ment], grondslag, benedenste, achterste; —al, [f[a]nd[e]m`ent'l], adj. den grondslag vormend, voornaamste, oorspronkelijk; subst. basis, grondslag, grondtoon: —al bass = becijferde bas, aanduiding der accoorden door hun grondtoon.
  • Fundi, [f`[a]ndi], Fundungi, [f'nd`[a]n[vz]i], West-Afrikaansch koren.
  • Funen, [fj`ûn[e]n].
  • Funeral, [fj`ûn[e]r'l], subst. begrafenis, lijkstatie; ook adj.: — pile = brandstapel; —-sacrifice = doodenoffer; —-sermon = lijkrede; —-train = begrafenisstoet; —ize = als geestelijke dienst doen bij eene begrafenis (Amer.); Funereal, [fjun`îri[e]l], begrafenis {{..., treurig: A — gait = begrafenispas.
  • Fungacious, [f[a][n,]g`e`i[vs][e]s]; Fungal, [f`[a][n,]g'l], spons- of zwamachtig; Fungi, [f`[a]n[vz]ai], zwammen; Fungivorous, [f[a]nd[vz]`iv[e]r[a]s], zich met zwammen of paddestoelen voedend; Fungoid, [f`[a][n,]gôid]; Fungous, [f`[a][n,]g[e]s], zwamachtig; Fungus, [f`[a][n,]g[e]s], zwam, sponsachtige uitwas: — flesh = wild vleesch.
  • Fungible, [f`[a]n[vz]ib'l], vervangbaar.
  • Funicle, [fj`ûnik'l], dun snoer, vezel, navelstreng; Funicular, [fjun`ikjul[e]], kabel- of touwvormig: — railway = kabelspoorweg; Funiculus, [fjun`ikjul[a]s] = Funicle; Fun`i`liform = vezelvormig.
  • Funk, [f[a][n,]k], subst. stank, vrees, lafhartigheid, lafaard; schop, knorrigheid; verb. bang maken of zijn, schoppen of trappen (van woede), woedend zijn: He was in a blue — = zat vreeselijk in de rats; You seem to — it = gij schijnt het niet aan te durven; —er = bange, benauwde vent; —y = angstig.
  • Funnel, [f`[a]n'l], trechter, schoorsteen (van stoomboot of locomotief); —-form (—-shaped) = trechtervormig; —-net = fuik.
  • Funniments, [f`[a]nim[e]nts] = grapjes; Funny, [f`[a]ni], grappig, kluchtig; subst. soort van roeiboot; —-bone = elleboogsknokkel: A rap on the — = weduwnaarspijn.
  • Fur, [f[â]], subst. bont, kleed met bont gevoerd, beslag op de tong, ketelsteen; adj. van bont, met bont gevoerd of afgezet; verb. met bont voeren of afzetten, beslaan (van de tong); —below, subst. geplooide rand aan japonnen of rokken; opschik, tooi; verb. met bont voeren of omzoomen; —-moth = mot; —-trimmed = met bont omzoomd; —red = met bont gevoerd; —ring = pelswerk, beslag op de tong, ketelsteen, spijkerhuid; —ry = met bont gevoerd, uit bont bestaand, bont {{...
  • Furbish, [f`[â]bi[vs]], oppoetsen, polijsten, bruineeren; —er = polijster, zwaardveger.
  • Furcate(d), [f`[â]kit] ([-eitid]), gevorkt, in twee takken gedeeld; Furc`ation = vertakking.
  • Furfur, [f`[â]f[e]], roos (op 't hoofd); —aceous, [f[â]f[e]r`e`i[vs][e]s], gekorst.
  • Furiosity, [fj`ûriositi], krankzinnigheid; Furious, [fj`ûri[e]s], woedend, dol, geweldig, levenmakend; subst. —ness.