Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/45

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

ANALEPSY.


  • Analepsy, [|an[e]l`epsi], herstelling.
  • Analogical, [|an[e]l`od[vz]ik'l], analogisch; Analogism, [[e]n`al[e]d[vz]izm], gevolgtrekking uit analogie; An`a`logize = analogisch verklaren; An`a`logous = analogisch; `A`nalogue = analogon; Analogy, [[e]n`al[e]d[vz]i], analogie: By false — with; In — with; On the — of.
  • Analysable, [`an[e]laiz[e]b'l], [|an[e]l`a`iz[e]b'l] = ontleedbaar; |Analys`ation = analyse; `A`nalyse = analyseeren, oplossen; An`a`lysis = analyse, oplossing; `A`nalyst = scheikundige: Public — = ambtenaar met het onderzoek van voedingsmiddelen belast; Anal`y`tic(al) = ontledend.
  • Anana(s), [[e]n`an[e]], [[e]n`e`in[e]s], [[e]n`ân[e]s], ananas.
  • Anapaest, [`an[e]p|est], anapaestus ( —).
  • Anarch, [`an[e]k], onruststoker; tyran; An`a`rchic = anarchistisch; —ism = anarchisme; —ist = anarchist; —y = anarchie.
  • Anasarca, [|an[e]s`âka], huidwaterzucht; Anas`a`rcous, huidwaterzuchtig.
  • Anathema, [[e]n`ath[e]ma], anathema, banvloek; —tiz`ation = excommunicatie, vervloeking; An`a`t`hemize = vervloeken.
  • Anatomical, [|an[e]t`omik'l], anatomisch; An`a`tomist = anatoom; An`a`tomize = ontleden; An`a`tomy = ontleedkunde, ontleding; geraamte.
  • Ancestor, [`ans[e]st[e]], stamvader, voorvader; |Ancest`orial = Ancestral, [|ans`estr[e]l], [`ansestr[e]l], voorvaderlijk; Ancestress, [`ans[e]str[e]s], stamvrouw; Ancestry = geslacht, afstamming, (hooge) geboorte, voorvaders.
  • Anchor, [`a[n,]k[e]], subst. anker; — verb. ankeren, rusten: I had an — to windward = nog iets achter de hand, in reserve; To be at — (= To ride at —) = voor anker liggen; To cast, drop (let go the) — = laten vallen; To weigh (the) — = het anker lichten; The fluke (of an —) = hand, klauw; Sheet— = plechtanker (ook fig.); —age = ankergrond, ankerplaats, liggeld: The ship was cast loose from her = is losgeslagen.
  • Anchoret, [`a[n,]k[e]r[e]t], Anchorite, [`a[n,]k[e]r|a|it], kluizenaar.
  • Anchovy, [ant[vs]`o`uvi], ansjovis.
  • Ancient, [`e`in[vs]'nt], oud, uit vroegeren tijd, eerwaardig, verjaard; subst. grijsaard, oudere collega; vlag, vaandrig; The —s = de Ouden, klassieken; oudsten: The — of Days = God de Vader; —ness, oudheid; —ry = ouderdom, voorrang, hooge geboorte.
  • Ancillary, [`ansil[e]ri], ondergeschikt, aanvullend.
  • Ancipital, [|ans`ipit'l], tweesnijdend = Anc`i`pitous.
  • And, [and] of [[e]n(d)], en: Without buts, ifs and —s = zonder voorbehoud; — all that (sort of thing) = en dergelijke (meer); Deeper — deeper = al dieper; She wept — wept = schreide al maar door; Try — take it = tracht het te nemen; What's that — please you? = met uw verlof, wat is dat?
  • Andalusia, [|and[e]l(j)`û[vz][e]], Andalusië; —n, Andalusisch; Andalusiër; Andaman, [|and[e]m`an]: — Islands.
  • Andante, [and`ante], adj. andante; subst.