This page needs to be proofread.
HAITI.
- —-line = snoer van paardenhaar, ophaallijn (in 't schrijven); —-net = haarnetje; —-oil = haarolie; —-pencil = fijn penseel; —-pin = haarspeld; —-pointed = met fijne, teere punt; —-powder = haarpoeder (wit); —-restorer = haargroeimiddel; —-shirt = haren kleed; —-splitting subst. = haarklooverij; ook adj.; —-stroke = ophaallijn (bij 't schrijven); —-trigger = sneller (aan een pistool); pistool daarvan voorzien; —-wash = haarwaschmiddel; —iness = harigheid, behaardheid; —less; —y = behaard.
- Haiti, [h`e`iti].
- Hake, [heik], dorsch (visch); vagebond, babbelkous.
- Hakluyt, [h`aklût]; Hal, [hal].
- Halberd, [h`alb[e]d], [h`ôlb[e]d], [h`olb[e]d], hellebaard; —ier, [hal(hôl-, hol-)b[e]d`î[e]], hellebaardier.
- Halcyon, [h`alsi[e]n], subst. koningsvisscher, ijsvogel; kalmte, rust; adj. kalm, rustig: That was in my —-days = dat was in mijn kalmen, gelukkigen tijd.
- Haldane, [h`aldein].
- Hale, [heil], adj. gezond, flink, kloek: I am — and hearty = frisch en gezond; subst. —ness.
- Half, [hâf], half; subst. helft: That's not — bad = dat is lang niet kwaad; He tore the letter in — = in tweeën; —-and—- = subst. mengsel van twee bieren (vooral porter en ale), onoprecht mensch; adj. zonder pit, kwijnend; Halves: I will go you halves in a supper = ik sta je de helft van; He cried halves, when I found the guilder = hij riep "buit half"; Do nothing by halves = ten halve; —-baked = halfgaar, sullig; —-baptism = nooddoop (bij Katholieken): The child was —-baptized = ontving den nooddoop; —-binding = half leeren band; —-blood = verwantschap van personen, die alleen een zelfden vader of eene zelfde moeder hebben (halfbroeder, halfzuster); —-blown = half geopend; —-bound = in half leder gebonden; —-bred = van gemengd ras, onbeschaafd; —-breed, subst. halfbloed; adj. van gekruist ras; —-brother = halfbroeder; —-caste = halfbloed; —-cock = de stand van den haan, als hij half overgehaald is: To go off at —-cock = iets overijld doen, iets uitflappen; —-crown = Eng. zilveren munt van f1.50; —-dead = half dood; —-faced = "en profil"; —-hearted = lauw, onverschillig, weifelend; —-holiday = vrije middag; —-length = kniestuk (portret); The ensign floated —-mast high = woei halfstok; —-part = half deel; —-pay, subst. nonactiviteitstractement; adj. op nonactiviteit; —penny, [h`e`ip'ni], halve stuiver; —pennyworth = waarde van 2-1/2 c.; —-price = halve prijs of verminderde prijs; —-seas-over = half dronken, aangeschoten; —-sister = halfzuster; —-starved = slecht gevoed, half verhongerd; —-sword = op de halve lengte van een zwaard: At —-sword = handgemeen: —-timer = een kind, dat de lagere school slechts de verplichte vijf schooltijden per week bezoekt; fabrieksarbeider, die slechts