This page needs to be proofread.
HEINOUS.
- toen de "season" in vollen gang was; The — of summer = het hartje; Heighten = verhoogen, verheffen, vermeerderen, versterken.
- Heinous, [h`e`in[e]s], afschuwelijk, snood, misdadig; subst. —ness.
- Heir, [`ê[e]], subst. erfgenaam, nakomeling; — verb. erven; —-at-law, —-apparent = rechtm. erfgen. of troonopv.; —-general = universeele erfgen.; —-presumptive = vermoedelijke erfgenaam (wiens rechten ophouden, zoo er nog een ander erfgenaam, den bezitter nauwer verwant, geboren wordt); Joint — = mede-erfgenaam; —ess = erfgename; —less = zonder erfgenamen; —loom = erfstuk; —ship = erfrecht.
- Held, [held], imp. en part. perf. van to hold.
- Helen, [h`el'n], Helena (St.), [h`el[e]n[e]], [h[e]l`în[e]].
- Heliac, [h`îli[e]k], Heliacal, [hil`a`i[e]k'l], met de zon opkomende en ondergaande,
- Helianthus, [h|îli`anth[e]s], zonnebloem.
- Helical, [h`elik'l], spiraalvormig; —-spring = spiraalveer.
- Helicon, [h`elikon]; Heliconian, [h|elik`o`unj'n], tot den Helicon behoorende.
- Heligoland, [h`elig[e]l|and], Helgoland.
- Heliocentric, [h|îlious`entrik], met de zon als middelpunt.
- Heliochromy, [h`îli[e]kr|o|umi], [hîli`okr[e]mi], kleurenphotographie.
- Heliograph, [h`îli[e]gr|af], heliograaf; — verb. heliographeeren; adj. H|eliogr`a`p`hic(al); H|eli`o`graphy = heliographeeren, heliographie; Heliogravure, [hîli[e]gr`e`ivj[e]], [h|eli[e]grav`û[e]], heliogravure; Heliometer, [hîli`om[e]t[e]], toestel aan kijker om den schijnb. diameter van de zon te bepalen; Helioscope, [h`îli[e]sk|o|up], helioscoop.
- Heliotrope, [h`îli[e]tr|o|up], heliotroop (plant, gesteente, astron. instrument).
- Helium, [h`îli[e]m], helium.
- Helix, [h`eliks], [h`îliks] (Meerv. —es, [h`îliksiz], Helices, [h`elisîz]), spiraal, schroeflijn; slakkenhuis of buitenste zoom van het oor; huisjesslak; schelpslak.
- Hell, [hel]. hel, speelhuis: What the — do you want? Where the — are you driving at? To play — and Tommy = de beest spelen; —-cat = feeks = —-hag; —-hated = verfoeid en veracht als de hel; —-hound = helhond, cerberus; —ish.
- Hellebore, [h`el[e]bö], Helleborus, nieskruid.
- Hellene, [hel`în], [h`elîn], Helleen; Hellenian, [hel`înj'n] = Hellenic, [hel`înik], Helleensch; Hellenism, [h`elinizm], Hellenisme; Hellenists, [h`elinists], Grieksche joden in Egypte gevestigd, die het Hellenisme tot bloei brachten, Hellenisten; adj. H|ellen`i`stic(al); Hellenize, [h`elin|a|iz], Grieksche gewoonten aannemen, Grieksche idiomen nabootsen.
- Hellespont, [h`el[e]sp|ont].
- Helm, [helm], subst. roer, helmstok, roer van staat; helm; — verb. besturen: At the — (of) = aan 't roer (ook fig.); —less = zonder roer of helm; —sman = roerganger.
- Helmet, [h`elm[e]t], helm; —ed.
- Helminthagogue, [h[e]lm`inth[e]g|og], wormkoekje; Helminthic, [h[e]lm`inthik], wormen verdrijvend (middel).
- Helot, [h`el[e]t], [h`îl[e]t], heloot, slaaf (in het oude