Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/526

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

HOGARTH.


  • achtig, vuil, dom, gulzig, zelfzuchtig; subst. —gishness.
  • Hogarth, [h`o`ugâth].
  • Hoggerel, [h`og[e]r'l], schaap in het tweede jaar
  • Hogger-pump, [h`og[e]p[a]mp], pomp in eene kolenmijn.
  • Hoggers, [h`og[e]z], kousen zonder voeten (door mijnwerkers gedragen).
  • Hogget, [h`og[e]t], zwijn, veulen of schaap in 't tweede jaar.
  • Hogmanay, [h`ogm[e]n|e|i], [h|ogm[e]n`e`i], Oudejaarsdag; onthaal of geschenk op dien dag in Schotland.
  • Hogshead, [h`ogzhed], okshoofd, groot vat (= 52 gallons Tinto wijn; 30 gallons Hock; 48 gallons ale en beer).
  • Hoiden, [h`ô`id'n], subst. wilde meid, driedekker; adj. ruw, brutaal; verb. stoeien, uitgelaten zijn; adj. —ish.
  • Hoist, [hôist], subst. elevator, kraan; hoogte van vlag of zeil; verb. (op)hijschen: He was —(ed) with his own petard = de mijn is verkeerd voor hem gesprongen.
  • Hoity-toity, [h`ô`itit`ô`iti], drommels! tut, tut! adj. opgewonden, druk, uitgelaten, stormachtig; subst. warboel; opgeblazenheid.
  • Hokey-pokey, [h`o`ukip`o`uki] = Hocus-pocus; ook goedkoop ijs (op straat verkocht).
  • Holborn, [h`o`ub[e]n], Holbrook, [h`o`ulbr|uk]; Holcroft, [h`olkroft].
  • Hold, [hould], subst. houvast, greep, steun, invloed, macht, gevangenschap, gevangenis, schuilplaats, ruim van een schip; verb. houden, vasthouden, er voor houden, ophouden, behouden, inhouden, aanhouden, bevatten, bewaren, behoeden, beslissen, bezitten, bekleeden, verkrijgen, verdedigen, deelnemen, vieren, voeren (van taal), wedden, standhouden, enz.: I cannot get — of him = hem te pakken krijgen; Nothing has any — on him = heeft vat op hem; To keep firm — of = stevig vasthouden; Do not let go your — = laat niet los; That great shock looses his — on life = brengt hem den dood nader (eig. doet hem zijn houvast aan 't leven verliezen); To quit one's — = loslaten; He took (laid) — of my arm = hij greep (pakte, hield) mijn arm vast; The frost will not — = zal niet aanhouden; That rule always —s (good) = gaat altijd door; — fast by my girdle = houd je vast; — hard = houd je goed vast, wacht even, kalm aan, schei uit, stop; Held in reserve = gereserveerd; She held herself properly = kwam netjes voor den dag; I will — a brief for you = de zaak voor u bepleiten; We held the fortress against the enemy = verdedigden (met succes) de vesting; He can hardly — his own = zich nauwelijks bedruipen; To — one's own against any odds = zich goed (staande, stand) houden tegen; — your peace = houd je mond; The ministry —s its power at the hands of the people = heeft, ontvangt zijn macht uit de handen van het volk; He held our proxy = was onze procuratiehouder; We — our title of (from) the royal favour = ontleenen onzen titel, ons recht;