Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/583

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

INTIMACY.


  • They didn't — in her management, or interfere in the choice of servants = zij bemoeiden zich niet met; To — appeal = appèl aanteekenen; —r; Interposition, [|int[e]p[e]z`i[vs]'n], tusschenkomst, bemiddeling.
  • Interpret, [int`[â]pr[e]t], verklaren, vertalen, vertolken; —er = tolk, uitlegger: Student —er = leerling tolk; —ation, [|int[e]prit`e`i[vs]'n], vertolking, verklaring.
  • Interregnum, [int[e]r`egn'm], tusschenregeering.
  • Interrogate, [int`er[e]g|e|it], (onder)vragen; subst. Interrog`ation; Interrogative, [int[e]r`og[e]tiv], subst. en adj. vragend (voornaamwoord); Interrogator, [int`er[e]g|e|it[e]], (onder)vrager, interpellant; Interrogatory, [int[e]r`og[e]t[e]ri], vragend; subst. verhoor, schriftelijke vraag.
  • Interrupt, [int[e]r`[a]pt], in de rede vallen, afbreken, storen; —er; —ion = onderbreking, storing, pauze; adj. —ive.
  • Interscapular, [int[e]sk`apjul[e]], tusschen de schouderbladen.
  • Intersect, [int[e]s`ekt], (door)snijden, (door)kruisen; —ion = doorsnede, snijpunt, kruispunt.
  • Interspace, [`int[e]speis], tusschenruimte; verb. [int[e]speis], tusschenruimte overlaten of aanvullen, innemen.
  • Intersperse, [int[e]sp`[â]s], overal verspreiden, (rond)strooien.
  • Interstice, [int`[â]stis], [`int[e]stis], tusschenruimte; adj. Interstitial, [int[e]st`i[vs]'l].
  • Intertropical, [int[e]tr`opik'l], tusschen de tropen of keerkringen.
  • Intertwine, [int[e]tw`a`in], dooreenvlechten; subst. —ment.
  • Intertwist, [int[e]twist] = Intertwine.
  • Interval, [`int[e]v'l], tusschenruimte(-tijd), interval, pauze, vlakke grond tusschen heuvels (ook intervale gespeld; Amer.): At —s = van tijd tot tijd.
  • Interveined, [int[e]v`e`ind], geaderd.
  • Intervene, [int[e]v`în], liggen tusschen, tusschenbeide komen, storen; Intervention, [int[e]v`en[vs]'n], tusschenkomst, bemiddeling.
  • Intervertebral, [|int[e]v`[â]t[e]br'l], tusschen de wervels.
  • Interview, [`int[e]vjû], subst. samenkomst, gesprek, formeel bezoek van een dagblad-*correspondent aan een bekend persoon om hem op onderscheidene punten te hooren; verb. formeel bezoeken om ingelicht te worden; —er.
  • Interweave, [int[e]w`îv], dooréénweven.
  • Intestacy, [int`est[e]si], afwezigheid van een testament; Intestate, [int`estit], zonder testament overleden, niet bij testament vermaakt; subst. persoon, die zonder testament gestorven is.
  • Intestinal, [int`estin'l], tot de ingewanden behoorende; darm{{...; Intestine, [int`estin], inwendig, binnenlandsch: — war = burgeroorlog; —s = darmen, ingewanden.
  • Inthral, [inthr`ôl], tot slavernij brengen, insluiten.
  • Intimacy, [`intim[e]si], gemeenzaamheid, vertrouwelijkheid; Intimate, [`intimit], adj. gemeenzaam, vertrouwelijk; subst. boezem{{peh