Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/80

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

BACON.


  • alle paarden wedden behalve op de "favourite"; He would — himself for any amount to do it better than any of them = wilde wedden, maakte zich sterk; —bite = belasteren, kwaad spreken van; —biter; —-board = rugplank; rugplank in den stuurstoel van een (roei)boot; —bone = ruggegraat; wilskracht: He is a liberal to the —bone = door en door; He has no —bone = geen pit in zich; —-country = achterland, Hinterland (Amer.); —-door = achterdeur; uitvlucht, uitweg; —down: That statesman's —down was an earnest of later success = zijn toegeven was eene belofte van later succes; High —ed chairs = met hooge ruggen; —er = helper, steuner; —fall = val op den rug (bij het worstelen); —gammon, [bakg`am'n], triktrakspel, bakspel; —ground = achtergrond: To keep in the — = blijven in; —-hand = subst. schuin linksch schrift; —-handed = met den rug van de hand, schuin links, dubbelzinnig, heimelijk: A —-handed compliment = dubbelzinnig; A —-handed blow (= back-hander) = met den rug van de hand: Fortune gave him a lift, with a —-hander to follow = Fortuna was hem eerst gunstig, maar bedroog hem daarna; He took a —-hander = extra glas (wijn etc.); —-house = achtergebouw; —-number (-volume) = oud, vroeger; —-payment (-rent) = achterstallige; —-piece, —-plate = rugbedekking (van een harnas); —-seat = voorbank; ondergeschikte rol (plaats); —-settlements = nederzettingen in het achterland (Amer.); —-side = achterzijde; achterste; —-slang = soort dieventaal, waarbij de woorden andersom gespeld worden b.v. Cool the esclop (of slop) = Look at the police; —slide = afvallig of ontrouw worden; wegloopen; —slider; —-staff, [b`akstâf], ouderwetsche quadrant; —-stair(s), [b`akstê|[e](|z)], subst. geheime trap, achtertrap; adv. listig, oneerlijk: The whispers of the —stairs = lasterlijk gefluister; —stays = pardoens; —-sword, [b`aksöd], soort houwdegen; schermstok met getralied handvatsel, het spel daarmee; —ward = adj. en adv. achterwaarts, rugwaarts, langzaam, traag, onwillig, achterlijk, stomp van bevatting; schuchter (Amer.); lang geleden: It is —-ward in us = achterlijk; —ward and forward(s) = heen en weer; To repeat —wards = achterste voren opzeggen; —wardation, [bak|w[e]d`e`i[vs]'n], korting voor het recht om eerst na 14 dagen te mogen leveren; —wards = van achteren naar voren; —-water = opvaart, haf; achterwaarts geworpen water door waterraderen of schepraderen; ook verb. strijken; —woods, [b`akw|udz], Canadeesche oerwouden; —woodsman = een Peer, die nooit een zitting bijwoont (fig.).
  • Backshee(sh), [b`ak[vs]|î([vs])], Ba(c)kshish, [b`ak[vs]i[vs]], drinkgeld, fooi; verb. omkoopen.
  • Backy, [b`aki], tobacco; —-box = tabaksdoos.
  • Bacon, [b`e`ik'n], Baco; Bac`onian, van Baco.
  • Bacon, [b`e`ik'n], gezouten spek: A flitch of — = zij spek: He may fetch a flitch