Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/81

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

BACTERIA.


  • of — from Dunmow = hij heeft nooit ruzie gehad met zijne vrouw (een toespeling op den hiervoor uitgeloofden prijs); To save one's — = er heelhuids afkomen.
  • Bacteria, [bakt`îri[e]], (mv. v. Bacterium = bacterie); Bacteriol`o`gical = bacteriologisch; Bacteri`o`logist, bacterioloog; Bacteri`o`logy, bacteriologie.
  • Bad, [bad], slecht, schadelijk, valsch, bedorven, ziek, erg: He is in a — way = hij is er slecht aan toe; That's too — = dat is te kras; To feel — = onwel; boos; To go — = bederven (van eieren); To go from — to worse = van kwaad tot erger; You had it — = je hadt'm leelijk "om"; To the — = schuldig, te kort; To drift (go) to the — = den slechten weg opgaan; —dish = vrij slecht; I want it —ly = heb het hoog noodig; He seems to be —ly off = hij schijnt het slecht te hebben; —ness = slechtheid.
  • Bade, [bad], Imperf. en Past Part. van to bid.
  • Badge, [bad[vz]], insigne, kenteeken; galerij (scheepst.); verb. kenmerken: — of authority; — of an order; —d and crested ware = aardewerk van het merk van hotel of club voorzien.
  • Badger, [b`ad[vz][e]], subst. das; penseel; soort kunstvlieg (bij 't visschen); verb. sarren, pesten, plagen, tergen: As bald as a — = zoo kaal als een biljartbal; —-baiting (—-drawing) = dassejacht; —-dog = dashond; —-legged; —ly = grijzend.
  • Badi, [b`âdi], veete.
  • Badinage, [b`adinid[vz]], badinage, scherts; verb. schertsen.
  • Badminton, [b`admint'n], eene soort raketspel; soort verfrisschende drank.
  • Baffeta(s), [b`af([e])ta(s)], wit of blauw Indisch katoen.
  • Baffle, [b`af'l], bedriegen, listig ontwijken, verhinderen, verijdelen: To — description = alle beschrijving te boven gaan; Baffling winds = veranderlijke winden.
  • Bag, [bag], subst. zak, tasch, weitasch, haarzak, buidel; verb. in een zak doen; schieten, vangen; stelen, opzwellen, uitzetten, zakkig zitten: —s = wijde kleedingstukken, broek; ingewanden, maag (Schotl.): Alms (Collection) — = armenzakje; Blue (Green) — = zak voor akten, processtukken, etc.; City (Gladstone) — = soort valies; What's the — to-day? = hoeveel wild is geschoten? He went away — and baggage = met pak en zak; He is a — of bones = de levende dood; To bear the — = baas over't geld zijn; To get the — = den bons krijgen; To give the — = verlaten; bedriegen; To give one the — to hold = iemand bedotten; He let the cat out of the — = verklapte alles: How many hares have you —ged to-day? = geschoten? You've had your wind —ged at footer = bent achter adem gekomen bij het voetbal spel; —-fox, [b`agf|oks], een door jagers medegenomen vos, die los wordt gelaten om op te jagen; —man, [b`agm'n], handelsreiziger (veroud.); —pipe = doedelzak; —piper; —-wig = pruik met haarzak;